Zuidoost-Azië – Willem Blaeu, 1635-1664

“India quae Orientalis dicitur et Insulae Adiacentes”, vervaardigd door Willem Blaeu en uitgeven tussen 1635 en 1664. In de tijd…

Lees verder

1.950

India quae Orientalis dicitur et Insulae Adiacentes”, vervaardigd door Willem Blaeu en uitgeven tussen 1635 en 1664. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. 41 x 50 cm.

We zien Zuidoost-Azië, van India tot Tibet en van Japan tot Nieuw-Guinea. De kaart behoorde in die tijd tot de beste van het gebied.

De min of meer in een rechte lijn weergegeven archipels van de Malediven en de Marianen (“Ilslas de Ladrones”, Dieveneilanden) fungeren als grenzen van de kaart. Japan wordt, zoals vaak toen, horizontaal weergegeven. Sri Lanka, of “Ceilon” zoals het hier wordt genoemd, is rond en ten opzichte van India vrij groot afgebeeld.

De kaart is rijk versierd. De zeeën zijn doorkruist met loxodromen die uitwaaieren naar alle windrichtingen. Drie Oost-Indiëvaarders zijn op weg naar Sumatra/Java en zullen later de Straat Soenda passeren, terwijl een zeemonster opduikt nabij Sri Lanka. Vanuit Australië zijn twee schepen onderweg terug naar Nederland, een verre en lange reis. In de Golf van Thailand vaart een jonk, evenals in de Oost-Chinese Zee. Vanuit het noorden vaart een Nederlandse koopvaarder in de richting van de Filippijnen, vermoedelijk met handelswaar uit Japan.

In de linkeronderhoek bevindt zich een uitgebreid cartouche waarin de kaart wordt opgedragen aan Laurens Reael (1583-1637), gouverneur-generaal van de VOC in Batavia en vanaf 1632 schepen van de stad Amsterdam. Zijn wapen met slangen die rond een bloem kronkelen, wordt bekroond met een gevleugelde helm. Naast het cartouche bevinden zich twee putti, waarvan er één een armillairsfeer omhoog houdt terwijl de andere op een trommel slaat.

Er bevinden zich meer engelachtigen in de rechterbenedenhoek. Twee ervan bestuderen een kompas en een ander reikt een Jakobsstaf aan twee anderen die zich met een passer over een globe buigen. De globe rust op de schaal van de kaart.

Hoewel de kaart veel van Azië laat zien, liggen de belangrijkste eilanden van Zuidoost-Azië in het midden: Borneo, Sumatra, Java, Celebes, de Molukken. De Molukken waren de befaamde specerijeneilanden, in die tijd de enige bron ter wereld voor nootmuskaat, foelie en kruidnagel. De Portugezen waren de eerste Europeanen die de macht verwierven in de regio en met de handel in specerijen op de Molukken de markt in Europa beheersten.

De Nederlanders wilden deelnemen aan deze lucratieve handel, maar moesten rekening houden met de Portugezen. De eerste Nederlandse expeditie, onder leiding van Cornelis de Houtman in 1595, vermeed de Portugese bolwerken in India, de Straat van Malakka en de Molukken en voer via de Straat van Soenda (zoals op deze kaart).

De Nederlanders richtten hun factorijen op in Bantam en later Batavia (beide op Java aangegeven). Na De Houtman zette de tweede Nederlandse expeditie (1598-1600) snel koers naar Oost-Indië. Hij werd gevolgd door nog vijf andere. Nederlandse kooplieden roken winst. In 1602 richtten de machtigste van deze kooplieden samen met de Staten-Generaal, de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op en dwongen daarmee een monopolie af op de handel tussen Europa en Zuidoost-Azië.

Onvoltooide kustlijnen op de kaart ten oosten en zuiden van Java suggereren de gebieden die door Europeanen nog ontdekt moesten worden. Hier is Nieuw-Guinea een lang, dun eiland met een open westelijke grens. Het ligt zeer dicht bij een andere kustlijn die we nu kennen als het Kaap York-schiereiland in Australië. Hoewel Luiz Váez de Torres in 1606 door de naar hem genoemde straat had gevaren, hield de Spaanse regering de tijdens de reis gewonnen kennis achter. Als gevolg daarvan zouden kaartenmakers meer dan een eeuw lang Australië en Nieuw-Guinea met elkaar verbinden.

De Nederlanders hielden natuurlijk ook geografische kennis geheim. Echter, Willem Blaeu werd in 1633 aangesteld als de officiële hydrograaf van de VOC, waardoor hij op de hoogte was van de ontdekkingen tijdens VOC-reizen. Hier op deze kaart is het schiereiland Kaap York gebaseerd op de 1606 reis van de Duyfken, onder bevel van Willem Jansz. Jansz heeft de zuidoostkust van Nieuw-Guinea in kaart gebracht en is vervolgens naar het zuiden gegaan, langs wat hij dacht dat een ononderbroken kustlijn was, om contact te maken met het noorden van Australië. In 1623 volgde Jan Carstensz de route van de Duyfken en ging verder de Golf van Carpentaria in.

Verder richting westen strekt zich nog een onvoltooide kustlijn uit tot aan de onderste rand van de kaart. Deze is vermeld als “G.F. de Wits landt” verwijzend naar de reis van Gerrit Frederikszn. de Wit met zijn schip Vianen naar de westkust van Australië in 1628. Blaeu wist ook van de waarnemingen van Dirk Hartog aan de westkust in 1616, de reis van Jan Edel verder naar het zuiden in 1619, en de reis van de Leeuwin rond de zuidwestelijke hoek van het continent in 1622. Pieter Nuyts zeilde ook langs de zuidkust in 1627.

Prijs: Euro 1.950,-