Hoogheemraadschap Rijnland – Johannes Dou + Melchior Bolstra, 1746

Imposante wandkaart van “’T Hooge Heemraedschap van Rhynland”, kopergravure vervaardigd door Johannes Dou en Steven van Broeckhuyzen, gewijzigd door Melchior Bolstra, gegraveerd door David Coster te Den Haag en uitgegeven in 1746 door Isaac Tirion te Amsterdam. Gedrukt op 13 bladen, later gemonteerd en met de hand gekleurd. Afm. (prent) 186 x 167 cm.

Deze kaart is de derde uitgave van de overzichtskaart het Hoogheemraadschap Rijnland van 1647. Deze derde uitgave is ingrijpend herzien door landmeter Melchior Bolstra. De wijzigingen hebben vooral betrekking op het in kaart brengen van uitgestrekte veenplassen en reeds drooggemaakte veenplassen. Deze plassen zijn ontstaan vanaf 1530 toen men bij de turfwinning werd gedwongen over te gaan van delven op baggeren.

Centraal op de kaart staan het Leidse-, Haarlemmer– en Spieringmeer. Plannen om die droog te maken bestonden er al in de 17e-eeuw, maar er bestond sterke oppositie. Zo wilde Leiden zijn lucratieve visrechten niet kwijt en lag Haarlem dwars omdat het fors verdiende aan de scheepvaart door het drassige land. Daarnaast ontbraken de middelen en was er weinig vertrouwen in de technische haalbaarheid van een droogmakerij op deze schaal.

Het water ‘vrat’ steeds meer land weg en nadat eind 1836 het water tot aan Amsterdam werd opgejaagd, besloot koning Willem I dat het meer moest worden drooggemalen. Dat gebeurde uiteindelijk met stoomkracht in 1848-1852.

Over deze fraaie kaart schrijft Cornelis Koeman in zijn Geschiedenis van de cartografie van Nederland:

“Uiteraard heeft Zuid-Holland ook zijn grote namen in de waterschapscartografie van de 17e eeuw gehad. Onder die namen domineert die van Jan Jansz. Dou, de landmeter van Rijnland en van zijn collega Steven van Broeckhuysen. Hun grote kaart geldt terecht als het ‘non plus ultra’ van Nederlandse waterschapskartering uit de 17e eeuw. [!!]

De grote schaal [1:30.000] veroorloofde de volledige weergave van de bewoning: niet alleen de buitenplaatsen maar alle boerderijen en overige opstallen langs de wegen. Onvervangbare informatie over de infrastructuur van het dichtst bewoonde gedeelte van Nederland in de Gouden Eeuw.” Ieder detail is weergegeven: vestingwerken, huizen, boerenhoeven, windmolens, kerken, wegen, paden, waterwegen en de individuele percelen in de polders. Het was (in 1647) de eerste maal dat een zo groot gebied op een dergelijke schaal werd gekarteerd, niet alleen in de Nederlanden, maar in welke Europese staat dan ook.

De door Melchior Bolstra bijgewerkte editie editie van 1746 zou na verschijning nog honderd jaar gebruikt worden als provinciekaart van Holland.

Ons exemplaar is altijd als losbladig exemplaar bewaard en pas recentelijk gemonteerd. Hij is voor een wandkaart daarom zeer goed bewaard gebleven.

Literatuur: Marijke Donkersloot-de Vrij “Topografische kaarten van Nederland vóór 1750”, nr 715-III

Prijs: VERKOCHT