Tulp – Pieter Holsteyn II, ca. 1645

9.750

ROOD-WIT ‘GEBROKEN’ TULP

Grebber” tekening met pen en gouache vervaardigd rond 1645 door Pieter Holsteyn II. Afm. (papier): ca. 30,5  x 20,5 cm.

Aan het begin van de 16e eeuw stond de plantkunde nog in de kinderschoenen. Niemand wist wat de gestreepte en wilde kleuring van de meest begeerde tulpen veroorzaakte. Eén ding was zeker: deze bloemen konden prijzen opleveren die even hoog waren als de kosten van een groot grachtenpand in Amsterdam.

Liefde en hebzucht voor deze spectaculaire bloemen inspireerden verzamelaars en kwekers om allerlei experimenten uit te voeren in de hoop meerkleurige bloemen te verkrijgen uit eenkleurige tulpen. Ze brachten vreemde mengsels aan op de bollen en de grond waarin ze werden geplant—duivenpoep, oud pleisterwerk, mest, afwaswater en zelfs gemalen verf. Tulpenbollen werden blootgesteld aan de elementen, geplant in arme grond, grond uit verre landen of bedden waar eerder gebroken tulpen hadden gebloeid. Sommige bollen werden te diep of juist in te weinig aarde geplant, maar dit leek geen breuk in de kleur te garanderen.

Kwekers boekten de meeste successen wanneer ze bollen van gebroken en ongebroken tulpen samenbonden, vaak met schade voor beide, maar heel soms overleefde er één die uitgroeide tot een gewilde gebroken tulp.

Gebroken bollen brachten wel identieke planten voort via uitlopers, maar deze planten groeiden vaak langzamer dan hun eenkleurige tegenhangers. De moeilijkheid om gebroken bollen te vermeerderen verhoogde de schijnbare waarde van deze gevlamde schoonheden aanzienlijk.

In 1928 ontdekte de Britse mycoloog Dorothy Cayley dat een door bladluizen overgebrachte ziekte de kleurbreuken in tulpen veroorzaakte. In de jaren 60 werd deze ziekte geïdentificeerd als het mozaïekvirus (TBV). Dit virus zorgde voor een mengeling van verbleking en overmatige pigmentatie op de bloemblaadjes van een tulp.

De exacte symptomen varieerden per tulp en per virusstam, maar zodra een bol besmet was, werden al zijn nakomelingen dat ook. Het virus veroorzaakte ook een geleidelijke verzwakking van de bol, waardoor de uitlopers steeds zwakker werden. Na verloop van tijd stierf een gebroken tulp eerder uit dan dat hij zich vermeerderde. Dit is waarom de oude patronen van gebroken tulpen, zoals de van deze “Grebber”, al lang geleden zijn verdwenen.

Toen men eenmaal wist wat de oorzaak van de kleurbreuken was en de schadelijke effecten van het virus werden bevestigd, beseften kwekers dat gebroken tulpen een bedreiging vormden voor de gezondheid van hun tulpenvelden. Het virus verspreidde zich gemakkelijk en kon gezonde cultivars aantasten. Commerciële telers begonnen de bloemen die ooit het meest werden gewaardeerd, uit te roeien. Tegenwoordig kweken nog maar weinig kwekers gebroken tulpen, en in Nederland is het zonder speciale vergunning zelfs verboden om deze tulpen te planten.

Pieter Holsteyn de Jonge (1614-1673), leerling van zijn vader Pieter Holsteyn de Oude, werkte in Haarlem, Zwolle, Enkhuizen, Münster en Amsterdam. Hij werd vooral bekend dankzij zijn gegraveerde portretten en zijn aquarellen van vogels en bloemen. Hij maakte deze tekening voor een zgn. “tulpenboek.” Deze albums werden gemaakt, enerzijds in opdracht van rijke bezitters van tuinen, simpelweg om hun schatten vast te leggen. Andere werden gebruikt door commerciële kwekers als catalogi voor de bollen die ze verkochten.

Provenance:

Volgens de overlevering komt deze tekening uit de collectie Krelage. Kwekerij Krelage werd in 1811 in Haarlem opgericht door E.H. Krelage (1786-1855) en verwierf nationale en internationale bekendheid met haar bloembollen, lelies en dahlia’s. De Krelage-collectie werd halverwege de negentiende eeuw gestart door kweker Jacob Heinrich Krelage (1824-1901) Haarlem en voortgezet door zijn zoon dr. Ernst Heinrich Krelage (1869-1956).

Prijs: Euro 9.750,- (incl. lijst)