Houtsnede met originele kleuren uitgegeven te Nagasaki na 1821. Afm. 20 x 30 cm.
Van de jaren 1630 tot het midden van de negentiende eeuw was Japan voor buitenlanders vrijwel afgesloten. De Nederlanders waren vanaf 1641 de enige Westerlingen die er mochten verblijven en handel drijven. Ze moesten zich wel aan strenge voorschriften houden, en mochten alleen op Deshima wonen, een kunstmatig eiland in de haven van Nagasaki.
Om hun bijzondere relatie met de Japanse autoriteiten te onderhouden, moesten de Nederlanders eer bewijzen aan het hof van de shôgun in Edo (het tegenwoordige Tokyo). Om de vier jaar ondernamen ze een reis van een maand om hun loyaliteit te verklaren en geschenken te brengen.
De shôgun hield veel van paarden en exotische dieren als olifanten. In 1821 importeerden de Hollanders vanuit Mekka een kameel en een dromedaris, de eerste die ooit in Japan kwamen.
Dit is een zgn. Nagasaki-prent, een houtsnede betrekking hebbend op Nagasaki, die populair waren in de Edoperiode (1603-1868). Ze tonen vaak buitenlanders of hun vreemde voorwerpen, zoals schepen. De prenten voorzagen in een behoefte, Japanners waren nieuwsgierig naar de buitenlanders in hun land en werden vaak gekocht als souvenirs door Japanse reizigers tijdens hun verblijf in Nagasaki. Vanwege de kwetsbaarheid van het dunne papier waarop ze gedrukt waren, zijn ze tegenwoordig zeldzaam geworden.
Prijs: VERKOCHT