Curaçao – Gerard van Keulen, 1715-1720

WIC VRIJHAVEN CURAÇAO “Nieuwe Afteekening van het Eyland Curacao”, kopergravure, 1e staat (van 2) uitgegeven door Gerard van Keulen tussen…

Lees verder

WIC VRIJHAVEN CURAÇAO

Nieuwe Afteekening van het Eyland Curacao”, kopergravure, 1e staat (van 2) uitgegeven door Gerard van Keulen tussen 1715-1720. Afm. 52 x 58,5 cm. Later met de hand gekleurd. Afm. 52,9 x 59 cm.

Paskaart van Curaçao, met rechtsonder een afbeelding van het Fort Amsterdam. Midden bovenin een vergrote weergave van de Sint Annabaai met de ligging van het fort. Rechts- en linksboven een weergave van hoogteverschillen van het eiland in de lengte en breedte vanuit diverse richtingen. Middenonder een schaalstok in Hollandse mijlen en één in Engelse en Franse mijlen in verhouding tot een graad.

Curaçao wordt in 1499 ontdekt door de Spaanse conquistador Alonso de Ojeda. Het eiland wordt in 1634 door de Nederlanders veroverd op de Spanjaarden. In deze periode is de West-Indische Compagnie (WIC) aanwezig in het Caraïbisch gebied. Curaçao, Bonaire en Aruba hebben de interesse van de WIC omdat er zout en verfhout te halen zou zijn. (Verfhout wordt geëxploiteerd voor de rode kleurstof voor textiel die bij het raspen van de bast vrij komt.) Voorts ligt Curaçao op een strategische plaats. Curaçao wordt echter al snel een ontmoetings-/pleisterplaats voor kaapvaarders. Niet lang daarna speelt het eiland een belangrijke rol in de Nederlandse slavenhandel. In 1635 start de WIC met de bouw van Fort Amsterdam.

De WIC maakte Curaçao in 1674 tot vrijhaven waardoor het een sleutelpositie verkreeg in de internationale netwerken van met name de handel in slaven. Mede hierdoor werd het aan het eind van de 17e eeuw een van de welvarendste eilanden in het Caraïbisch gebied.

De kaart staat vol interessante details waar de zeiler iets aan heeft.

“Rontom Curacao, kan men digt aan de Wal loopen, soo dat men wel met een steen op de wal kan goyen, de Walle sijn heel styl. Daarom als men Ankeren wil moet men digt onder ‘t land gaan leggen. Als men inde Bay van St. Anna loopen wil moet men dat bij daeg doen: om dat de Wilde de scheepen met een tou moeten in trekken en om dat de stroom uyt gaet en dan moet men van beoosten Curacao om komen de stroom gaat daar hart om de West daerom moet men niet van bij ‘t gat vervallen: Dit Eyland heeft een steenagtige grond, hier wast veel stokvishout men heeft daer Vrugtbaare Vlaktens, inde bosse heeft men overvloedig vee: in de Bay St. Anna daer de A. staet is het Spanjaerts gat aldaer kunnen we wel 25 groote scheepen leggen.

St. Barabara baai is “Baaytie voor barke daer veel vis wordt gevangen”.  In de Krake Bay (Caracasbaai) is een “clip daer de scheepen aen vast maken”. De Fuikbaai is “voor kleine schepen” en “dese Bay is in de mont toegedempt”.  Klein Curaçao “legt pas 3 voet boven water, is heel laag land vol gevogelte en wit van vogel mest. Bij nacht en moet men zich hier voor wagten.” De Sint Joris baai is “een onbequaam gat maer voor klein vaertuygh”.  In het binnenland zien we een “vervalle capel” en op meerdere plaatsen zijn “vervalle huysen” en “sout panne voor ingeseetene”. Rondom de Sint Annabaai zien behalve Fort Amsterdam “een Ronde Put of Kuyl daer men vers Water haalt”, het “Ruyters Quartier”, een “water plaets” en een “Plantagie”. Plantages zijn er wel meer op het eiland, ook die van de Lutherse dominee Joh. Verkuyl zaliger. Ook de plaats waar de Fransen zijn geland in 1713 is weergegeven.

Deze eerste staat van de kaart wordt door de firma Van Keulen een maal herzien en vanaf 1728 tot 1783 in een gecorrigeerde versie uitgegeven. Vanaf eind 18e-eeuw wordt het kaartbeeld gekopieerd en ook door Engelse uitgeverijen op de markt gebracht.

Prijs: VERKOCHT