De Haven van Schiedam – Dirk de Jong, 1780
DE HAVEN VAN SCHIEDAM
Tekening in pen en aquarel vervaardigd door Dirk de Jong in 1780. Ontwerp voor een ets van Matthias de Sallieth voor diens “Atlas van alle zee-havens der Bataafsche Republiek beschreven door Cornelis van der Aa” uitgegeven in 1802 door Johannes Allart. De prent vermeldt “Dk de Jong . ad vivum delin 1780.” Afm. 20,7 x 33,9 cm.
De Jong (werkzaam 1779-1805) leefde in een tijd waarin behoefte bestond de eigen natie te profileren. De Atlas van de zeehavens getuigt van een vaderlandslievende aanpak. Het werd opgedragen aan alle kooplieden, bevelhebbers op de marineschepen, commandanten van koopvaardijschepen, reders, fabrikanten en “aan wien den bloei der welvaart van koophandel en zeevaart ter harte gaat”. Tekenaar Dirk de Jong en graveur De Sallieth laten de toestand van de zeehavens zien vol bedrijvigheid waarmee de indruk wordt gewekt dat het een komen en gaan van schepen is. De dynamiek wordt nog versterkt door de onstuimige golfslag, de wapperende vlaggen en de gebolde zeilen. Vermoedelijk heeft De Jong een aantal havens in de Republiek (en in Oost-Indië) bezocht, waar hij precieze schetsen vervaardigde. Later kon hij deze schetsen in zijn werkplaats uitwerken en stofferen met interessante schepen en dergelijke.
Medio 18de-eeuw is de visserij in Schiedam “merkelijk verlopen en naar elders geweken”. Maar de handel in koren bloeide, “inzonderheid het stooken van Koorenwijn. Men heeft er meer dan honderd en tachtig ketels, die ’t gansche jaar door driemaal ’s daags worden afgestookt.” De stadsmuren waren in de tweede helft van de 18de-eeuw allang gesloopt en alleen bij de Vlaardigerpoort en de Rotterdamsche poort waren daarvan nog resten te zien. Ook de aarden stadswallen waren geslecht en veranderd in “aangenaame wandelplaatzen”. De stad was “schoon en welgebouwd” en in het bezit van “vrij aanzienlijke straaten en steegen” en ook in de eenvoudigste stegen heerste nog “eene netheid die men zelfs in veele zelfs voornaame steden tevergeefs zoude zoeken.” Maar al zou de stad zich “deftig en stout voordoen, werd dit niet ontluisterd door eene dikke nevel van rook [door de jeneverstokerijen], waarin zij zig op zekere tijden van den dag als geheel verbergt.” De inwoners zijn hieraan gewend en zouden het nauwelijks merken, als de “zindelijk Schiedamsche vrouwtjes hier over niet zozeer klaagden.”
Prijs: VERKOCHT