四船入津之図 Shisen nyushin no zu (Vier schepen die de baai binnenvaren). Anonieme houtsnede gedrukt in kleur vervaardigd rond 1858. Afm.: 26,6 x 38,5 cm.
We zien westerse koopvaardijschepen in de baai van Nagasaki. Alleen de kunstenaar was geen groot kenner. De vlaggen kloppen niet helemaal. Vlaggen van Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Verenigde Staten en de vlaggen van de Habsburgse familie en de Russische marine, alles hangt door elkaar. Het was voor Japanse toeschouwers – de kopers voor prenten als deze– een spektakel om de buitenlandse schepen saluerend in de baai te zien.
De prent is mogelijk uitgegeven kort na 1858, toen Japan handelsovereenkomsten sloot met de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, Nederland en Rusland, en voorzag in de bouw van de haven van Yokohama. De eilandformaties en andere topografische kenmerken hier geven echter aan dat deze voorstelling zich afspeelt in de Baai van Nagasaki.
Van de jaren 1630 tot het midden van de negentiende eeuw was Japan voor buitenlanders vrijwel afgesloten. De Nederlanders waren vanaf 1641 de enige Westerlingen die er mochten verblijven en handel drijven. Ze moesten zich wel aan strenge voorschriften houden, en mochten alleen op Dejima wonen, een kunstmatig eiland in de haven van Nagasaki.
Elk jaar kwamen een of twee schepen in Nagasaki aan om handelswaren af te leveren en op te halen en om de bemanning van de handelspost af te lossen. De aankomst van de schepen was een welkome afwisseling op het eentonige leven op Dejima.
De schepen zelf, met hun rijk versierde achterstevens en kleurige vlaggen, waren een bezienswaardigheid voor de Japanners. Indrukwekkend waren de snelheid waarmee de zeilen op- en afgerold konden worden, en de zware kanonnen die de schepen in rookwolken hulden als een saluutschot werd afgevuurd.
Dit is een zgn. Nagasaki prent (Nagasaki-e 長崎絵) , een houtsnede betrekking hebbend op Nagasaki. Ze waren populair in de Edoperiode (1603-1868) en tonen vaak buitenlanders of hun vreemde voorwerpen, zoals schepen. De ‘roodharige barbaren’ waren een bezienswaardigheid en de prenten voorzagen in een behoefte. De Japanse overheid had op Dejima schilders aangesteld met de opdracht het dagelijks leven van de Nederlanders te documenteren. Hun werk is in prentvorm verschenen en werd gekocht als souvenirs door Japanse reizigers tijdens hun verblijf in Nagasaki. Vanwege de kwetsbaarheid van het dunne papier waarop ze gedrukt waren, zijn ze tegenwoordig zeldzaam geworden.
Interessant is de provenance van de prent. Het stuk is eigendom geweest van generaal-majoor Jean Charles Pabst (1873-1942) van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en gezant te Japan van mei 1923 tot januari 1942. Bij zijn dood liet Pabst zijn collectie na aan Charles Boxer (1904-2000), Brits historicus, voormalig militair te Japan en spion te Hong Kong en een autoriteit op het gebied van Nederlandse en Portugese 16e- en 17e-eeuwse maritieme en koloniale geschiedenis. Na het overlijden van Boxer gaat een groot deel van de collectie naar het British Museum.
Prijs: VERKOCHT