HOLLANDSE STRIJD TEGEN HET WATER
“Dijkbreuke bij Warder 15 Nov. 1775”. Tekening met pen en gewassen inkt vervaardigd door Noach van der Meer jr. (1741-1822). Afm. (blad) 17,5 x 28,5 cm.
En “Gezicht uit Oosthuizen, op de Dykbreuken by Warder, in de overstrooming, den 15den Novemb. 1775.”Kopergravure (proefdruk) vervaardigd door Noach van der Meer jr. Afm. (plaatafdruk) 21,3 x 30,5 cm.
De middeleeuwse ontginning van Laag Holland ging gepaard met het inklinken van de veengronden. Deze bodemdaling had grote gevolgen voor de bewoners. Door bodemdaling kreeg de Zuiderzee steeds meer greep op het land. Als waterkering tegen stormvloeden voldeden de kleine, lokale dijkjes niet meer. Tussen 1000 en 1200 waren overstromingen en watervloeden aan de orde van de dag. In deze periode ontstonden ook de grote binnenmeren van de Beemster, Purmer en Schermer. De monniken van de Abdij van Egmond namen het voortouw bij de bouw van betere dijken. Het klooster bezat veel landbouwgrond rondom Kwadijk. Omstreeks het midden van de 13e eeuw was een groot deel van het werk voltooid. Deze dijk, vanwege de vorm Slingerdijk genaamd, omvatte vrijwel de gehele polder en beschermde de zeven hoofddorpen tegen het water.
Dit wilde echter niet zeggen dat men ook altijd veilig was achter de zeedijk. Vele eeuwen lang zou de zee zo nu en dan door de dijk heen breken. De stormvloed van 1775 veroorzaakte zes doorbraken langs de dijk tussen Edam en Warder (waaronder de nog bestaande Groote Braak en de Kleine Braak).
De voorstelling toont de situatie na de dijkbreuken van 15 november 1775 bij het dorp Warder gezien vanaf Oosthuizen. Mensen brengen te voet of met een schuit, zichzelf, vee en huisraad in veiligheid. Aan het einde van het overstroomde land is de doorgebroken dijk te zien.
Na het vervaardigen van de tekening zette de kunstenaar met kleine wijzigingen de voorstelling ook op een koperplaat en werden de afdrukken daarvan gebruikt voor de “Bespiegeling over Neêrlandsch waternood, tusschen den 14den. en 15den. nov: MDCCLXXV”, van J.H. Hering uitgegeven te Amsterdam door weduwe Jacobus Loveringh & Johannes Allart, 1776.
Prijs: VERKOCHT