Worst maken; satire op de hygiëne, “Jannot en Margot”, kopergravure uit ca. 1600 door Crispijn de Passe.
Het idee voor de scène komt van Hendrick Goltzius (“HGoltius jnve[n]t[or]”), hetgeen zeer uitzonderlijk is in Goltzius’ verder zeer sophisticated oeuvre. Een oudere vrouw (Margot) vult een darm en maakt een worst. Een man (Jannot) met een narrenkap op z’n rug legt een hand op haar schouder en wijst naar waar ze mee bezig is. Jannot lacht omdat zij bloedworst maakt in een weinig hygiënische mand en over het zakje voor haar gezicht dat zou moeten voorkomen dat haar neus in de worst druppelt. Margot antwoordt dat Jannot gek is, zij vindt zich zelf zeer wel hygiënisch en heeft ook het zwijn binnengelaten dat ze bij de haard laat zitten. Margot meent dat het zwijn het liefst bij Jannot wil zijn, Jannot is immers zo slim als een bloedworst (gemaakt van zwijn). De gevulde worst is een dubbelzinnige verwijzing naar ontlasting. De komische discussie tussen de twee gaat over de hygiëne op dat gebied.
De nabij Venlo geboren Hendrick Goltzius (1558-1616) leerde het vak van glasschilder bij zijn vader Jan Goltz te Duisburg. Van 1574 tot 1576 kreeg hij les in de graveertechniek van de uit Haarlem uitgeweken dichter, graveur, theoloog en wijsgeer Dirck Volckertsz Coornhert te Xanten. In navolging van Coornhert vestigde hij zich in Haarlem, waar hij in 1582 een bloeiend atelier had. Samen met de Vlaamse schilder-theoreticus Karel van Mander en de schilder Cornelis Cornelisz richtte hij in Haarlem een “Academy” op. In deze periode perfectioneerde Goltzius een extreem elegante stijl, beïnvloed door het maniërisme van Bartholomeus Spranger.
In 1590-91 reisde hij naar Italië, waar hij enkele maanden in Rome verbleef en waar hij de beroemdste antieke beelden natekende. De kennismaking met de werken uit de oudheid en Renaissance betekende een ommekeer in Goltzius’ stijl, die soberder en realistischer werd. Na zijn terugkeer in 1591 ontstonden zijn meest beroemde prenten, de zogenaamde “Meisterstiche”, taferelen uit het leven van Maria gemaakt op de manier van oude meesters als Albrecht Dürer en Parmigianino. Tegen 1600 begon Goltzius ook te schilderen. Zijn schilderijen hebben meestal mythologische onderwerpen. Zijn tekeningen hebben belangrijk bijgedragen aan de ontwikkeling van de kunst in zijn tijd, vooral door zijn weergave van het landschap en de (naakt)figuur. Het Teylers Museum organiseerde in 2003 een grote overzichtstentoonstelling van het werk van Goltzius.
De prentenuitgeverij van Crispijn de Passe (1564-1637) was bijzonder productief (ca. 14.000 prenten) met een grote variëteit aan onderwerpen en genres (onder meer produceerde hij geïllustreerde boeken in samenwerking met een boekdrukker, wat een tamelijk nieuw fenomeen was). De Passe hield het productieproces voor een groot gedeelte in eigen hand door zelf ook te graveren en ontwerpen te leveren; zijn drie tekenende en graverende kinderen werkten al jong in het bedrijf mee. Zij opereerden eerst vanuit Keulen, later vanuit Utrecht, met nauwe handelscontacten in Londen en Parijs en richtten zich op een internationale klantenkring.
Referentie: New Hollstein Dutch XV, nr. 645; Crispijn de Passe and his progeny (1564-1670): a century of print production, door Ilja M.Veldman (2001), p.144
Er ligt een exemplaar van deze gravure in het Rijksprentenkabinet
Prijs: VERKOCHT