Vier Jaargetijden – Johann Georg Merz naar Robert de Baudous, ca. 1740

DE VIER JAARGETIJDEN IN DE SCHEEPVAART Fraaie serie van vier gravures vervaardigd door Johann Georg Merz (1694 – 1762), uitgegeven…

Lees verder

DE VIER JAARGETIJDEN IN DE SCHEEPVAART

Fraaie serie van vier gravures vervaardigd door Johann Georg Merz (1694 – 1762), uitgegeven te Augsburg circa 1740. Afm. elk 19,5 x 30 cm. Onder elk jaargetij een illustrerende vers in het Duits en Frans.

In de lente wordt aan de schepen gewerkt en gekalefaterd en bereiden zeelui zich voor op de vaart. Het wapen op het hakkebord van het schip links is dat van Haarlem. Het dier er onder lijkt op een hond. Op de kade staat een kraan voor het laden en lossen.

  • Der Früling. So bald der Frühling sich mit Anmuth zeigt,/ So ist des Schiffers Hand Beschäfftigt und bemühet,/ Man sehet wie mit der Lust, er seinen Kahn besteigt,/ Und wie er widerum die Flaggen aufwätrts ziehet.
  • Le Printems. D’bord que le Printêms se montre/ Le Batelier est affairé/ Dans son bateau on le rencontre/ Pour le pavillon arbores.

In de zomer wordt het hooi binnengehaald, schijnt de zon, is het goed zeilen en behagen de winden de schepen:

  • Der Sommer. Am besten ist es wohl als denn zu Schiffe gehen,/ Wenn zu der Sommers-Zeit, die kühlen Winde wehen,/ Da wird mit größter Lust die Reise fort gesetzt,/ Weil selbst des Himmels-Gunst die Schiffende ergötz.
  • L’Eté. Il fait beau aller en navire/ Quand soufflent les vents en ête/ Le bon succes ceux fait sourire/ Qui du ciel sont favoriséz.

In de herfst raast het weer over het water en doen de golven de zeelui vrezen:

  • Der Herbst. Im Herbst pflegt mancher Sturm zu Wasser zu entstehen,/ Daß Mann und Schiffe selbst gar oft zu Grunde gehen,/ Die Wellen thürmen sich, es bebet Schiff und Mann,/ Wohl diesem, der alsdann zu hause bleiben kann.
  • L’Automne. L’Automne enfante les orages/ Qui les navires sont perir/ les flots font peur à l’equippage/ Heureux qui demeure au logis

En in de winter tenslotte, liggen de schepen vast in het ijs, wordt er niet gereisd, behalve op de schaats:

  • Der Winter. Da ist es ausgeschifft, wann uns der Winter grüßt,/ Der uns den Weg mit Eis an End und Ort verschliesst,/ Doch siehet man hier wie auf dem glatten Eise,/ De Mensch mit eisernem Fuß doch hin und wider reise.
  • L’Hyver. Devoquer l’hiver nous efface/ Le desir la voyage est bouchée/ Cependant on voit sur la glace/ Deça dela chacun passer.

Deze voorstelling van de winter is tevens een van de eerste afbeeldingen met daarop ijsschieten of curling. Op een afgebakend stuk ijs werden zware, waarschijnlijk houten schijven met een uitstekende pen als handvat over het ijs geschoven. In het begin was het doel alleen zo ver mogelijk te komen, later werd het meer een behendigheidssport en was het de kunst de schijf van een mededinger te raken of zo dicht mogelijk bij een bepaald punt te eindigen. Met bezempjes werd het ijs voor de schijven uit glad gemaakt. Ook hier is te zien hoe men de bezem gebruikt om de schijf naar het beginpunt te krijgen.

De prenten zijn een kopie in spiegelbeeld van een serie in 1618 door Robert de Baudous vervaardigde gravures. De Baudous op zijn beurt maakte zijn werk naar tekeningen van de hand van Cornelis Claesz. van Wieringen.

Prijs VERKOCHT