LANDGOED VREUGD EN RUST (VOORBURG)
“Gezigt in de hofstede Vreugd en Rust”, lithografie vervaardigd door Jan Dam Steuerwald naar een tekening van Petrus Josephus Lutgers. Uitgegeven in 1855 te Amsterdam door C.A. Spin als deel van “Gezigten in de Omstreken van ’s Gravenhage en Leyden”. Later met de hand gekleurd. Afm. (incl. tekst) 19 x 24,5 cm.
Uit een akte uit 1658 blijkt dat in dat jaar een boerderij of hofstede is verkocht, die echter pas na een latere verkoop in 1710, aan Bartholomeus Bosch, de naam Vreugd en Rust krijgt. Een vorige eigenaar had in de jaren daarvoor al een nieuw huis of boerderij gebouwd en een prachtige tuin aangelegd. Het geheel van hofstede, stallen, koetshuis en een nieuwe boerderij verwisselt in 1738 weer van eigenaar en deze laat in 1751 het nog bestaande landhuis bouwen. Vervolgens komt het landgoed in handen van Arnoldus Adianus van Tets, die het geheel uitbreidde tot ruim 24 ha. Inmiddels is er ook sprake van een oranjerie, boomgaard en een tuinhuis aan de Vliet. In 1795 overlijdt de eigenaresse Hester van Staphorst, ook wel het rijkste meisje van Holland genoemd. Haar dochter Adriana Hendrika Caan, erft Vreugd en Rust met zes boerderijen en een immens kapitaal. Zij trouwt in 1797 met Jacobus Groen van Prinsterer. Hun zoon, Guillaume, later een beroemd staatsman en historicus, beschrijft in zijn studententijd in een dagboekje het leven op Vreugd en Rust. Het leven was vol van sociale (familie) verplichtingen, maar er was ook tijd voor ontspanning.
Dat Guillaume Groen van Prinsterer Voorburg een warm hart toedraagt blijkt uit de aanschaf van het landgoed Hofwijck in 1849 dat met sloop wordt bedreigd. Na de dood van de ouders van Guillaume, krijgt zijn zuster Cornelia Adriana uit de enorme erfenis Vreugd en Rust toebedeeld. Adriana huwde met de vermogende Aert Frederik Hofman. Het echtpaar breidde hun bezit uit tot 170 ha. Hun enige dochter Jaqueline Adriane Henriette Hofman die in 1854 gehuwd was met Otto baron Van Wassenaer Catwijck, burgemeester van Voorburg, werd in 1855 eigenaar. De echtelieden hadden ieder een eigen equipage, een rijtuig met palfrenier en koetsier en zes paarden. Dit noopte prinses Marianne, die naast het echtpaar op de buitenplaats Rusthof woonde, als hoogste in het dorp, met een koets bespannen met acht paarden uit rijden te gaan.
Toen de weduwe Van Wassenaer-Hofman in 1889 overleed, werd het bezit van het kinderloos gebleven echtpaar over verschillende erfgenamen verdeeld.
In 1917 werd het deel tussen de Vliet en de huidige Parkweg aan de gemeente Den Haag verkocht, het werd opengesteld voor het publiek. In 1920 kreeg het huis de bestemming hotel-restaurant.
Prijs: VERKOCHT