“Gevecht tusschen de Hollandsche Fregatten Castor, Kapitein Pieter Melvill en Briel, Kapitein Gerard Oorthuis; en de Engelsche Fregatten Flora, Kapitein William Peere Williams en Crescent, Kapitein Thomas Pakenham, Voorgevallen den 30.en May 1781, op de Hoogte van Kaap St. Marie.” Ets en gravure vervaardigd in 1781 door Matthias de Sallieth naar een tekening van Jan Kobell I, uitgegeven door Johannes Smit en Zoon te Amsterdam. Afm. 31,1 x 48,1 cm
In 1776 verklaarden de Amerikaanse koloniën van Groot-Brittannië zich onafhankelijk. De Nederlandse Republiek erkende ze, wat in 1780 leidde tot een Britse oorlogsverklaring. De Vierde Engels-Nederlandse Oorlog was daarmee een feit. Donkere wolken pakten zich in 1781 samen boven de Nederlandse oorlogsvloot. Een gebrek aan goed bewapende schepen en geoefende bemanningsleden bezorgden de bevelhebbers van de vloot der Republiek ernstige hoofdbrekens. Zowel in aantallen als in kwaliteit van de schepen en de bemanningen waren de Engelsen verreweg de meerdere van hun vroegere bondgenoot. Zo waren er in het begin van 1781 slechts drie Hollandse oorlogsschepen in de Middellandse Zee, die dan ook niet konden voorkomen dat Britse kapers regelmatig Nederlandse koopvaarders overmeesterden.
Twee van de drie oorlogsbodems verlieten op 29 mei 1781 de Middellandse Zee, voor een rendez-vous met een retourvloot uit Nederlands-Indië. De fregatten ‘Den Briel’ met kapitein Gerard Oorthuys en de ‘Castor’, met kapitein Pieter Melville van Carnbee, hadden tot taak om de koopvaarders naar huis te begeleiden. In de Straat van Gibraltar ontmoetten de Hollandse schepen twee Engelse fregatten: de ‘Flora’ en de ‘Crescent’. Aanvankelijk hielden de Britse schepen af. De Nederlandse bodems glipten daarop door de zee-engte en zochten in ruimer vaarwater hun tegenstanders op.
Zowel de ‘Castor’ als de ‘Den Briel’ losten een volle laag op de Britten, die daarop een grotere afstand aanhielden. De Castor besloot de sneller zeilende Engelse schepen niet langer achterna te zeilen en te proberen de Oost-Indiëvaarders op te sporen. In de daaropvolgende nacht wendden beide Hollandse fregatten de steven naar het zuiden. De volgende ochtend bleken de Engelsen de Hollandse schepen te zijn gevolgd. Dit keer namen de Britten een offensieve houding aan. Zij naderden de Nederlanders tot op korte afstand en gaven ze vervolgens de volle laag. Melville en Oorthuys probeerden het grootste vijandelijke fregat tussen twee vuren te krijgen, maar de commandant van de Flora doorzag de manoeuvres op tijd. Uiteindelijk ontstond een gevecht van schip tegen schip: de Castor bevocht de Flora en de Den Briel streed tegen de Crescent.
Het 23 jaar oude fregat Castor bleek niet opgewassen tegen het geschut van de moderne Flora. Het Nederlandse schip had geschut met een klein kaliber en kon per salvo maximaal 372 “pond ijzer” in de vorm van gloeiende massieve kogels en kettingen op de vijand afvuren. De Flora stelde daar 720 pond ijzer per salvo tegenover. Maar ’t bleek niet alleen ijzer, maar ook stukken glas waarmee geschoten werd. “Welk de wonden bijna ongeneeslijk maakt”, aldus de scheepschirurgijn. “Een lafhartige en wrede daad, die onder beschaafde Natien niet geduld wordt, en de verfoeilijke gewoonte der wilden, om hunne pijlen te vergiftigen, zeer nabij komt“.
Het Nederlandse fregat werd al snel onbestuurbaar. De zeilen en de tuigage waren verwoest en door gaten onder de waterlijn was anderhalve meter water in het ruim gelopen. Het geschut was vrijwel uitgeschakeld en van de 230 opvarenden waren 30 man gedood en 40 zwaar gewond. Melvill van Carnbee hees een witte vlag.
Mogelijk werd een gedeelte -of het geheel- van de overlevenden van de Nederlandse bemanning overgezet op ‘den Briel’ van Oorthuys. Het gevecht tussen de Den Briel en de Crescent was het spiegelbeeld van het voorgaande gevecht. De uitslag van de zeeslag kan het best worden omschreven als ‘onbeslist’. Van de verovering van de Castor zouden de Britten namelijk niet lang kunnen genieten. Op 19 juni, werd het merkwaardige flottielje, van een zwaar beschadigd fregat Flora met twee nòg zwaarder beschadigde schepen, opgemerkt door twee Franse fregatten en overmeesterd.
Tijdens dit gevecht vallen tientallen doden en gewonden. Volgens het zeerecht was de Castor nu een Franse prijs en de gevangengenomen en weer bevrijde Nederlandse bemanning kon in Frankrijk even op adem komen alvorens huiswaarts te keren. De totaal vernielde Castor werd op een Franse werf gesloopt.
In Nederland werden de heldendaden van Melvill en Oorthuys bezongen, ze werden met De Ruyter en Tromp vergeleken. Het gevecht werd ervaren als een morele overwinning. Immers, hier hadden deze kapiteins de moed gehad om de strijd met de Britten met open vizier aan te gaan, en bewezen dat de moed en vaardigheid van de Nederlandse marine niet onder deed voor die van de tegenstander.
De Nederlandse marine bleef numeriek in de minderheid, en wist ondanks de overwinning in de Slag bij de Doggersbank de zeeroutes niet open te houden. De Engelsen namen bovendien enkele Nederlandse kolonies in. De economische schade voor Nederland was enorm.
Prijs: VERKOCHT