GOUD OP ARUBA
“Kaart van het eiland Aruba. Gevolgd naar de opmeting in den jare 1820 gedaan, onder directie van den Kapitein ter Zee W.A. van Spengler en in den jare 1825 met verscheidene nieuwe bepalingen verrykt door den Kapitein R.F. van Raders.” Kopergravure vervaardigd voor het Topografisch Bureau in Den Haag door F. Etiennes. Later met de hand gekleurd. Afm. 31 x 45 cm.
Beide makers van de kaart zijn bekende figuren in de Antilliaanse geschiedenis. Kapitein ter Zee W.A. van Spengler werd per Koninklijk Besluit op 20 oktober 1815 tot havenmeester van Curaçao benoemd. In deze hoedanigheid werd hem opgedragen Aruba in kaart te brengen. Vanaf 1823 was hij gouverneur van de Bovenwindse Eilanden tot hij in 1828 “onder betuiging van ’s Konings ongenoegen” op wachtgeld werd gezet. Reinier Frederik van Raders is een van de markantste figuren uit de Antilliaanse en ook Surinaamse geschiedenis. In juli 1824 bezocht hij als commandant van de Gouverneur de Arubaanse goudvelden en onder zijn toezicht startte de overheidsexploitatie. Van 1836 tot 1844 was hij gezaghebber over de Benedenwindse Eilanden, waarna hij werd benoemd tot gouverneur-generaal te Paramaribo van de eenheidskolonie die tot 1845 zowel Suriname als de Antillen omvatte. Hij is vooral bekend vanwege zijn pogingen de landbouw op de Benedenwindse eilanden nieuw leven in te blazen en zijn bemoeienissen met de afschaffing van de slavernij.
In 1824 werd er goud ontdekt op Aruba en ontstaat een ware goudkoorts. Vindplaats van het goud was Rooi Fluit. Vissers, landbouwers, zelfs matrozen van schepen die Aruba aandeden, iedereen stortte zich op de rotsachtige grond bij de Noordkust. Na een uitzonderlijk bezoek van de gouverneur werd het in 1820 opgemeten eiland nu met de goudmijnen in kaart gebracht.
Onder de legenda in een “N.B.” staat dat een zonnetje op goud- en een maantje op zilvervindplaatsen duidt. Op de kaart is echter geen maan te vinden; op het eiland was kennelijk geen zilver.
Opvallend zijn de scherpte van de kustlijn en de exacte situering van heuvels, havens, putten, zoutpannen, huizen, Fort Zoutman, de kerken en kunukus [plantages]. Van het gouddistrict zijn de rooien [droge rivierdalen] en de wegen er heen aangegeven.
Dat Van Spengler en Van Raders hebben niet hebben getracht een kustkaart te maken moge blijken uit het geringe aantal aantekeningen aan de kust. Aan ankerplaatsen werden de Paardenbaai (met aanvaarroute), de Commandeurs- en San Nicolasbaai en de westkust aangeduid. Zoutpannen en waterputten (“Versch Water Spruit“) achtten de makers ook van belang. Waterputten vermeldden zij bij de ruïne van Prins in de Boca Prins, het huis van de hoofdopzichter in het gouddistrict en bij Pos Chiquito aan de westkust.
In 1825 was de Paardenbaai het centrum van het eiland. In 1805 stonden er circa 32 huizen; in 1824 reeds 185. Van Raders tekende er slechts 19 op, terwijl hij Fort Zoutman een wat robuuster aanzien gaf dan eerdere kaartmakers.
De hoornvormige zee-inham bij Madiki wordt aangegeven, die pas deze eeuw is opgespoten. Op een onbebouwd gedeelte tussen de Paardenbaai en Ponton tekende Van Raders de Sint Franciscuskerk, die mogelijk nog in aanbouw was.
Op Ponton situeerde hij twee huizen, of ze nog door de families Van der Biest en Croes bewoond werden is onbekend. Nabij de Commandeursbaai lag één huis dat Van Raders enigszins landinwaarts plaatste, mogelijk aan de rand van het plateau bij Savaneta. Het is daarom waarschijnlijk niet het oude Commandeurshuis aan de baai.
In Noord treffen we uiteraard de dan 50 jaar oude Sint Annakerk aan met daarnaast een huis, mogelijk de pastorie en kunuku. Bij Monserat lag eveneens een huis met kunuku; te Kudawecha lag alleen een kunuku.
Het beleid uit 1791 dat ten oosten van de Hooiberg geen gronden voor de landbouw uitgegeven mochten worden, was in 1825 inmiddels verlaten. Rond de heuvelrij “Carnichiti” (Canashito), “Windberg”(Seroe Biento) en de “Hooij Berg” lagen elf concessies, gedeeltelijk tussen de Hooiberg en het latere Santa Cruz. Rond Ponton lagen zes landbouwgronden. Ter hoogte van het Lagoen was één kunuku.
Het gouddistrict strekte zich uit van de Jamanota tot aan Fontein en van de Jamanota via de Santa Lucia tot Andicouri. Het oostelijke heuvelgebied was kennelijk niet van belang en werd met willekeurige golfjes gearceerd. In het gouddistrict bevonden zich drie gebouwen: In rooi Prins tekende Van Raders “de Ruïne van Prins” op. Op een hoog punt noordelijk van de Arie Kok stond “de Opper directeurs woning”, omdat er een Versch Water Spruit was en vanwege het goede zicht op de voor de goudwinning belangrijke rooi Fluit.
In het gouddistrict zien we een groot aantal rooien. De gehanteerde schaal liet een adequate weergave echter niet toe. De loop van de rooien is daardoor grof en onnauwkeurig. Wel is de opeenvolging, voor zover na te gaan, correct.
De wegen die Van Raders optekende leidden alle van Oranjestad naar het gouddistrict. Twee routes vielen gedeeltelijk samen. De ene liep noordelijk, de ander zuidelijk van de Hooiberg. Ten noordoosten van de Hooiberg kwamen ze weer samen. Aan de rand van het gouddistrict boog een tak af naar het huis van de Opperdirecteur. De andere afsplitsing leidde noordelijker naar rooi Fluit. De zuidelijke weg liep van het lagoen van Heintje Croes tussen Seroe Biento en Canashito via de rooien ‘Pedro Carchoor’ en ‘Para Boesténaar’ langs ruïne Prins en over noordkant naar Fontein.
De kaart is vooral van belang voor het gouddistrict. Ook toont de kaart dat Oranjestad zich had opgewerkt tot hoofdstad van het eiland, terwijl ook de gronduitgiften in kaart werden gebracht. Het opvallendste gemis van de kaart is het ontbreken van ieder spoor van de woon- en leefwijze van de indiaanse bewoners van het eiland. Van Spengler en Van Raders maakten hun kaart vanuit een bestuurskundig oogmerk. De positie van de indianen was daarvoor kennelijk niet van belang.
Prijs: Euro 2.150,-