DE VOC OP SRI LANKA
“Nieuwe Kaart van het Eyland Ceylon”, uit François Valentijn’s “Oud en Nieuw Oost-Indien”, naar het ontwerp van Johan van Leenen, gegraveerd door Jan van Braam en uitgegeven te Dordrecht door Gerard onder de Linden in 1724-1726. Later met de hand gekleurd. Afm.: 44 x 54,5 cm.
Na 22 jaar felle strijd worden de Portugese strijdkrachten door de Verenigde Oostindische Compagnie van Sri Lanka verjaagd en wordt Ceylon in 1658 beschouwd als buitgemaakte territoriale bezitting.
De VOC exporteerde van Ceylon kaneel, olifanten, parels (de parelhandel leverde evenals de olifantenhandel zo’n 200.000 gulden per jaar op) en arecanoten. Kaneel was voor de VOC veruit het belangrijkste product omdat het nergens anders geleverd werd.
Dé havenplaats van Ceylon was Galle (“Gale” op de kaart rechts). Hoewel klein (er konden maar drie à vier retourschepen in de baai liggen), het feit dat er vele net onderwater liggende klippen waren en de wind er ook niet altijd gunstig was, was Galle toch de beste haven.
De rede van Colombo aan de zuidwestkust bood geen bescherming voor de kostbare schepen. Wanneer er in de baai van Galle geen plaats genoeg was, weken de schepen uit naar de baai van Niwella (“Nieb’ella” op de kaart) , zo’n 55 km oostelijker gelegen. Een enkele keer werd eerst Tuticorin (het tegenwoordige Thoothukudi), aan de zuidkust van India, aangedaan door de schepen die uit Nederland kwamen.
Tussen de noordkust van Ceylon en het vasteland van India liggen een aantal eilanden, die behoren tot de provincie Jaffna. Kort na de verovering op de Portugezen kregen de voornaamste eilanden de namen van Nederlandse steden. Op de kaart staan daarvan aangegeven: Amsterdam, Middelburg, Leiden, Delft, Hoorn en Enkhuizen. Het eilandje Delft, ca 40 km ten zuidwesten van Jaffna, heeft zijn naam in de loop der eeuwen behouden.
Prijs: Euro 650,-