“Nieuwe Kaart van SURINAME vertonende de stromen en land-streken van SURINAME, COMOWINI, COTTICA en MARAWINI gelegen in Zuid America op de kusten van Caribana 6 gr. Benoorden de Linie Enquinocqt.” Kopergravure vervaardigd door Joachim Ottens, uitgegeven te Amsterdam ca. 1715. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. ca. 40 x 50 cm.
Er is een tijd geweest dat avontuurlijke, onbevreesde en op winstbelasting Europeanen de wereld introkken, op vreemde kusten hun vlag planten en vervolgens dat land als hun eigendom beschouwden. De bevolking ter plaatse ondervond daar meestal niet veel goeds van. Bovendien werden vaak ook nog grote hoeveelheden slaven van elders aangevoerd om onder onmenselijke omstandigheden op plantages te werken. Het is nu eigenlijk moeilijk voorstelbaar dat het zo gegaan is maar Suriname is er een sprekend voorbeeld van.
Het gebied dat wij Suriname noemen, of liever gezegd de noordelijke kust van het continent Zuid-Amerika, werd voor het eerst in 1499 door Europeanen waargenomen. Ze waren aanvankelijk niet erg onder de indruk en lieten het gebied links liggen. Dat veranderde toen fantastische verhalen de ronde gingen doen over El Dorado, het land waar goud voor het oprapen lag. Hierdoor geïnspireerd gingen In de 16e-eeuw vele Europeanen in Guyana, zoals het gebied toen genoemd werd, opnieuw hun geluk beproeven. Portugezen en Spanjaarden hadden daarbij aanvankelijk de overhand, maar later gingen ook Engelsen, Fransen en Hollanders die kant op. Zij legden contact met de plaatselijke bevolking, stichtten een enkele nederzetting en dreven enige ruilhandel. Strijd werd er voornamelijk geleverd met Spanjaarden en Portugezen die krachtens het Verdrag van Tordesillas uit 1494 de regio nog altijd beschouwden als ‘hun’ gebied waar geen indringers werden geduld.
Toch slaagden de Engelsen er halverwege de 17e-eeuw in Suriname te koloniseren. Met de aanleg van suikerplantages hadden ze elders In de Caraïben al de nodige ervaring opgedaan: ze lieten slaven het werk doen, en in korte tijd werd een deel van het land drooggelegd en een groot aantal plantages gesticht. De Nederlanders hadden ook grote belangstelling voor dit gebied. Ten tijde van de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667) voer een Zeeuwse vloot naar Zuid-Amerika met het doel Suriname te veroveren, wat in 1667 betrekkelijk eenvoudig lukte. In juli van dat jaar werd de Vrede van Breda getekend die deze situatie formaliseerde. De jaren daarna laten een nogal onoverzichtelijk en wisselvallig beeld zien van het bestuur van de kolonie door de Nederlanders. Een nieuwe fase brak aan in 1683 toen de Sociëteit van Suriname tot stand kwam, waarin drie partijen gelijktijdig waren vertegenwoordigd: de West-Indische Compagnie, de stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck. In het octrooi van deze sociëteit werden de bevoegdheden van de kolonisten geregeld. Die behelsde een ruime mate van autonomie niet te vergelijken met andere gekoloniseerde gebieden in de Indische Archipel (het huidige Indonesië) en Noord-Amerika (de regio rondom Nieuw Amsterdam). Pogingen van de sociëteit van Suriname om andere kolonisten voor de vestiging in Suriname te interesseren, hadden in beperkte mate succes en daarbij ging het lang niet altijd alleen om Nederlanders. Ook Hugenoten en Duitsers vestigden zich in Suriname, evenals een relatief groot aantal Joden. Door dit alles vertoonde de Europese gemeenschap in Suriname weinig samenhang. Aan het eind van de 18e-eeuw wonen er circa 3300 Europeanen tegenover tienduizenden slaven die onder beschamende en slechte omstandigheden werkzaam waren op de plantages. Pas op 1 juli 1863 werd de slavernij afgeschaft. Nederland was een van de laatste landen in Europa die hiertoe overging.
De kaart benoemt een groot aantal plantages langs de rivieren Suriname, Commewijne, Cottica en Marowijne. Opvallend is het “Ioods Dorp en Sinagoge” aan de Suriname rivier, met daaromheen (getuige Spaans-Portugese namen als Abram de Pina, Barug de Costa, Serfatyn etc.) een groot aantal plantages met Joodse eigenaren. Ook interessant is de vermelding over het volk aan de Moroux Creek: “dit Volk is heel Barbarisch en Wraakgierig”.
De kaart is vervaardigd door Joachim Ottens (1663 – 1719), die het graveren had geleerd bij de uitgeverij van Frederick de Wit en een eigen bedrijf begon in 1711. Zijn zonen Renier en Josua Ottens namen de zaak over van hun vader en werden vooral bekend door de productie van omvangrijke veeldelige atlassen op bestelling, fortificatie- en zakatlassen.
Prijs: Euro 1.450,-