VOC schip in Japan – anoniem, ca. 1760

Schip van de Oost-Indische Compagnie, tekening met gouache vervaardigd door anonieme kunstenaar rond 1760. Afmeting (papier): 42 x 53 cm.…

Lees verder

Schip van de Oost-Indische Compagnie, tekening met gouache vervaardigd door anonieme kunstenaar rond 1760. Afmeting (papier): 42 x 53 cm.

Van de jaren 1630 tot het midden van de negentiende eeuw was Japan voor buitenlanders vrijwel afgesloten. De Nederlanders waren vanaf 1641 de enige Westerlingen die er mochten verblijven en handel drijven. Ze moesten zich wel aan strenge voorschriften houden, en mochten alleen op Dejima wonen, een kunstmatig eiland in de haven van Nagasaki.

De schepen zelf, met hun rijk versierde achterstevens en kleurige vlaggen, waren een bezienswaardigheid voor de Japanners. Indrukwekkend waren de snelheid waarmee de zeilen op- en afgerold konden worden, en de zware kanonnen die de schepen in rookwolken hulden als een saluutschot werd afgevuurd.

Er werden prenten tekeningen van deze Hollandse schepen gemaakt, die voorzagen in een behoefte. Japanners waren nieuwsgierig naar de buitenlanders in hun land en kochten de voorstellingen vaak als souvenirs tijdens hun verblijf in Nagasaki.

Tussen juni en september, als de Oostindiëvaarders in de baai van Nagasaki voor anker lagen, hadden kunstenaars volop gelegenheid om met eigen ogen de schepen waar te nemen. Zelfs van redelijk dichtbij, omdat het toegestaan was om met bootjes rondom de schepen te varen en op die manier alle kenmerkende details van de bewapende koopvaarders nader te bekijken en te schetsen. Bovendien werden de Hollandse schepen regelmatig bezocht door belangstellende Japanse autoriteiten. De Japanse tolken die bij dergelijke bezichtigingen aanwezig waren, konden uit de eerste hand beschikken over allerlei informatie over de schepen en die gemakkelijk doorspelen aan kunstenaars.

De schepen waren standaard voorzien van drie masten en een boegspriet. De grote mast in het midden van het schip en de fokkemast voor op het bakdek waren vierkant getuigd, de bezaansmast op het bovenkampanjedek was langscheeps getuigd. De boegspriet kon voorzien worden van twee extra zeilen. Schepen voor de handel met Azië waren voorzien van dubbelwandige rompen en de romp was voorzien van meerdere lagen hout.

De Nederlandse koopvaarder op deze gouache heeft een gefantaseerde tuigage, technisch klopt er weinig van. Ook de spiegel van het schip is veel te smal. De rand waarmee de opbouw met bloemen is versierd, is natuurlijk kolderiek. De gehele bemanning lijkt officiershoeden te dragen. Leuk is dat op het achterdek iemand een telescoop lijkt te gebruiken, een Nederlandse uitvinding die ontzag wekte in het 17e-eeuwse Japan en op veel voorstellingen van Nederlandse schepen is het afgebeeld.

Begin 18e-eeuw meldde ene Nishikawa Joken, een geleerde uit Nagasaki die de volkeren van de wereld beschreef, over de schepen van de Roodharigen (d.w.z. de Nederlanders): “de gemiddelde lengte van deze schepen is 25-26 ken (45,5-47,3 m), de kleinere schepen zijn ongeveer 20 ken (36,4 m). Hun diepte is 7 of 8 ken (12,7 of 14,6 m). Ze hebben in de regel 22, 23, 24 of 25 kanonnen bij zich van elk 8 of 9 shaku (240 of 270 cm). Er zijn vier masten (inclusief de boegspriet), die elk bestaan uit twee delen en in een ronde bovenkant zijn samengevoegd. Deze masten kunnen indien nodig worden verlengd of ingekort. Elke mast is voorzien van twee zeilen , allemaal gemaakt van zeildoek. Vroeger kwamen er soms schepen met een lengte van 33 ken (60 m). Het roer is aan het achtersteven bevestigd. De ankers zijn allemaal gemaakt van ijzer, sommige zijn wel 3 of 4 ken lang (5,5 of 7,3 m). De touwen zijn gemaakt van hennep en hebben een omtrek van 1 shaku, 2 of 3 zon (36 of 39 cm). De zwarte laag van de romp is bekleed met pek. Het rood-roestkleurige deel van het schip onder de waterlijn is overal bedekt met ijzeren spijkers. Deze schepen hoeven tijdens hun leven nooit gerepareerd te worden. De uitrusting, het touw, de takels etc. van hun schepen is allemaal bedekt met een laag pek. Pek is een stof die bestaat uit dennenhars gemengd met olie.”

In 1858 hield het Nederlandse monopolie op en was het Dejima tijdperk voorbij. De Verenigde Staten, Groot Brittannië, Frankrijk en Rusland kregen ook handelsrechten met Japan. De buitenlanders vestigden zich in Yokohama, dat zich snel ontwikkelde tot Japans belangrijkste haven. Ze hadden daar veel meer bewegingsvrijheid dan in Nagasaki. Ook vrouwen mochten er verblijven. Er ontwikkelde zich een internationale gemeenschap, waarin de Hollanders niet meer de belangrijksten waren.

Prijs: VERKOCHT