Rotterdam wallmap – Andries Munro/Mortier, Covens & Zn, 1801
EEN NIEUWE WANDKAART VOOR ROTTERDAM UIT 1801
“Nieuwe plattegrond der stad Rotterdam, Gelegen aan de Rivieren de Maas en Rotte, met al de Publique en Kerkelijke Gebouwen binnen dezelve staande…”, kopergravure uit vier gemonteerde bladen “volgens resolutie van Wethouders en Raaden der Stad Rotterdam, in dato 1 Februarij 1796 geheel opnieuw gemeeten en getekend door Andries Munro. Fabrijk en Lantmeeter van Schieland in den Jaare 1796 en 1797”, gegraveerd door C. van Baarsel en uitgegeven te Amsterdam door Mortier Covens en zoon in 1801. Afm. (prent) 122 x 166 cm (lijst 137,5 x 178 cm).
In januari 1795 werd de Republiek der Verenigde Nederlanden door de Fransen ‘bevrijd’ van de ‘dwingelandij’ van de stadhouders en werd de Bataafse Republiek opgericht, die een zekere mate van democratie kende. Voortaan werden volksvertegenwoordigers door middel van een stelsel van getrapte verkiezingen gekozen. Op het laagste niveau, namelijk in de grondvergaderingen, waren bij de verkiezingen voor de Nationale Vergadering in januari 1796 in Rotterdam nogal wat problemen opgetreden, die voornamelijk in het administratieve vlak lagen. In de vergadering van Wethouders en Raden van 1 februari 1796 werd daarom besloten tot een aantal maatregelen die in de toekomst soortgelijke problemen zouden moeten voorkomen. Zo zou er in Rotterdam een volkstelling gehouden worden, geregistreerd zou worden welke personen bedeeld werden en wat hun adressen waren en verder zou er een plattegrond van de stad vervaardigd worden waarop niet alleen alle havens, straten, stegen en dergelijke zijn aangeduid, maar waarop ook alle huizen met hun letters en nummers zijn aangegeven.
Het in kaart brengen van “deze stad Rotterdam en de Environs derzelve” bleek meer werk te zijn dan aanvankelijk gedacht was. Landmeter Andries Munro die het werk verrichte, vroeg om de gestelde termijn te verlengen. Als betaling vroeg hij rond de f. 500. De resoluties van Wethouders en Raden melden dat Munro een “zeer fraaije accuraet uitgewerkte kaert” geleverd had, maar dat de fabriekmeesteren er niet in geslaagd waren een boekverkoper uit Rotterdam bereid te vinden om de kaart te laten graveren, drukken en uit te geven wegens de daaraan verbonden hoge kosten. Besloten wordt daarom om met Mortier, Covens en zoon te Amsterdam contact op te nemen. En als er op 250 of meer exemplaren wordt ingetekend zal Mortier, Covens en zoon tot vervaardiging overgaan. Intussen probeert Munro zijn honorarium voor het maken van de kaart verdubbeld te krijgen, omdat het te karteren gebied groter was dan gesteld. Meer dan f. 450 extra krijgt hij niet en ook worden de door hem gewenste presentie exemplaren geweigerd.
Een volgende tegenvaller voor het stadsbestuur is het bericht van Mortier Covens dat er niet meer dan zestig intekenaren zijn en dat de uitgave van de kaart niet door kan gaan. Het is inmiddels januari 1798 en pas op 20 oktober van dat jaar komen het stadsbestuur en Mortier Covens tot een nieuwe overeenkomst voor het drukken en uitgegeven van de kaart. Blijkbaar wordt er ook nog steeds aan het manuscript van de kaart gewerkt, want op 3 oktober 1799 komt van de commissarissen van de Fabricage het bericht dat de kaart geheel gereed is. Munro krijgt nog een betaling van f. 200, onder andere voor verbeteringen die hij aan de kaart heeft aangebracht. De eerste vijftig voor de stad bestemde afdrukken worden door Mortier, Covens en zoon geleverd in 1801; in oktober volgen de resterende vijftig stuks. Het copijregt is daarmee overgegaan naar de uitgever. Bij de Fabricage kan men een exemplaar van de kaart kopen “à tien Guldens per pies”.
Ondanks het feit dat de kaart jarenlang bijgewerkt en verbeterd moest worden en de problemen die het in druk doen verschijnen ervan opleverde – de slechte economische toestand in de Bataafse tijd zal daaraan zeker debet geweest zijn – was Munro’s kaart een belangrijke aanwinst voor Rotterdam. Sinds de plattegrond van Johannes de Vou en Romeijn de Hooghe verscheen, was dit zeker de beste plattegrond van Rotterdam die werd uitgegeven.
Of hij ooit voor het doel gebruikt is dat de aanleiding was om de kaart te laten vervaardigen is echter onzeker. Het oorspronkelijke plan om ook alle percelen met wijkletters en huisnummers op de kaart aan te duiden is niet uitgevoerd. Slechts op enkele plaatsen, bijvoorbeeld aan de Boompjes, zijn perceelscheidingen aangegeven.
De grote schaal van de kaart – volgens Munro’s opgave aan het stadsbestuur 1:1.400 – maakt het mogelijk dat ook de kleinste stegen zijn weergegeven. Van de meeste straten, havens, bruggen en openbare gebouwen zijn door cijfers of letters de namen aangeduid. Van gebouwen wordt alleen de plattegrond aangegeven, met uitzondering van molens, die in opstand zijn getekend.
In de havens en andere wateren zijn schepen afgebeeld; scheepswerven herkennen we aan de op de helling liggende schepen in aanbouw. Het gebruik van onbebouwde grond is duidelijk van de kaart af te lezen; we onderscheiden tuinen, blekerijen, beplanting met bomen, weilanden en dergelijke.
Literatuur: P. Ratsma 1984 “Historische Plattegronden van Nederlandse Steden, deel 2 Rotterdam”, blz. 59-60.
Prijs: VERKOCHT