DE SCHREIERSTOREN ALS SYMBOOL VAN VERDRIET OVER DE BELGISCHE OPSTAND
“Schreijershoekstoren, te Amsterdam”. Aquatint vervaardigd door Willem Hendrik Hoogkamer naar het ontwerp van J. Weppelman en uitgegeven door de Gebr. Judels rond 1830. In de tijd met de hand gekleurd, met latere toevoegingen. Afm. (voorstelling): 33,7 x 42,5 (incl. tekst: 39 x 42,5 cm).
Op de hoek van de Oudezijds Kolk en de Geldersekade staat de Schreierstoren. De Schreierstoren is de enige overgebleven verdedigingstoren van de middeleeuwse stadsmuur. Het was de eerste verdedigingstoren van de stad. Vanuit deze positie had men goed zicht op de haven en over het IJ en kon men zo nodig vijandelijke schepen onder vuur nemen.
De toren heette oorspronkelijk de Schreiershoekstoren. “Schreihoek” verwijst waarschijnlijk naar de scherpe hoek waar de Geldersekade en de Oudezijds Kolk samenkomen. De Schreierstoren is echter de geschiedenis ingegaan als de plek waar veel vrouwen schreiend hun geliefden hebben zien wegvaren.
Een in 1569 in de toren ingemetselde steen (aan kant van de huidige Prins Hendrikkade) getuigt daar van. Deze gevelsteen toont een schreiende vrouw, tegen de achtergrond van het IJ met een uitvarend schip. Het opschrift luidt: “Scrayer Houck”. Die steen ligt op de voorstelling links op de voorgrond.
Het jaar 1569 was een rampjaar voor Amsterdam. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) is amper begonnen en het duurt nog wel even voordat Amsterdam zich aansluit bij de Opstand. De vloot wordt buitgemaakt door de Watergeuzen en Alva dreigt de Tiende Penning in te voeren op de handel in roerende goederen. Een drastische maatregel. De treurende vrouw op de gedenksteen draagt een klassiek gewaad. Zij is derhalve geen doorsnee Amsterdamse huisvrouw maar een op de klassieke oudheid geïnspireerde allegorie. Het schip waar de vrouw met haar ogen vol tranen naar wijst, symboliseert de koopvaardij, de basis van de Amsterdamse welvaart. De woeste golven staan voor gevaar en tegenspoed. De Amsterdamse stedenmaagd huilt.
Op de voorstelling zien we van alles dat duidt op vertrek. Er komt een toeslede aan met een vrouwelijke passagier, kjomnt ze iemand uitzwaaien? In een voor reizigers strategisch opgestelde kraam prijst een verkoopster haar etenswaren aan. Een man in overjas tuurt over het water. Een officier toont een vrouw zijn schip. Twee mannen met een handkar brengen zakken met goederen richting haven. Op de achtergrond lonken talloze scheepsmasten. Drie jongens vertellen elkaar stoere verhalen over de reizen die hen te wachten staan.
Waarschijnlijk is de afscheidssymboliek van de voorstelling groter dan we in eerste instantie vermoeden. 1830 is het jaar van de Belgische Revolutie, de gewapende opstand tegen koning Willem I der Nederlanden die tot afscheiding van de zuidelijke provincies leidde en tot de onafhankelijkheid van België. Het moet een rampjaar voor de koning geweest zijn, niet voor niets is de prent aan hem opgedragen. Hij weigerde de Belgische omwenteling te accepteren. “Je maintiendrais” is zijn wapenspreuk: ik zal handhaven. De volhardingspolitiek van de koning deed de staatsschuld enorm toenemen. De bedelende oude man, prominent in het midden van de voorstelling, verwijst er naar.
Prijs: Euro 850,-