WANDKAART VAN AMSTELLAND
“Nieuwe accurate kaart van Amstellandt met een gedeelte van ‘t Sticht, Rhynlandt, en Noordhollandt: met de Ye stroom, en de banscheidingen van de steden en dorpen, daar in gelegen. Met de situwatie van alle de polders, molens, molen-wateringen, en scheidingen in die landen begrepen.” Gemeten en getekend door Gerrit Drogenham (“Geometra”), gecorrigeerd door J. van Petersom (“geadmitteerd Landmeeter”), “in ‘t Koper gebragt” door Daniël Stoopendaal, voor het eerst uitgegeven rond 1720 door Nicolaas Visscher en in het tweede kwart van de 18de eeuw heruitgegeven door Reinier en Josua Ottens. In de tijd met de hand gekleurd, met latere toevoegingen. Afm. (prent) ca. 99 x 111 cm.
Amsterdam was aan het eind van de 17e-eeuw gegroeid tot het centrum van de wereldhandel. Veel grond rondom de stad was eigendom van Amsterdammers. In de Middelpolder bijvoorbeeld, was in de 17e-eeuw ongeveer de helft van de grond in bezit van Amsterdamse instellingen, de andere helft was van particuliere Amsterdammers. In de Groot Duivendrechterpolder gold hetzelfde: omdat ook daar Amsterdammers en instellingen land hadden, moesten drie van de gekozen molenmeesters afkomstig zijn uit de stad. De stad kreeg op alle niveaus invloed op de processen die de inrichting van het platteland bepaalden: de bedrijfsvoering in de landbouw, poldervorming en waterbeheer, infrastructuur, dijkonderhoud en de aanleg van buitenplaatsen.
De boerenbedrijven binnen een kilometer of vijf rond de stad, leverden verse melk. Nabijheid van de markt was noodzakelijk vanwege de bederfelijkheid van onbewerkte melk en deze boeren gingen met paard en wagen of schuiten dagelijks naar Amsterdam. De boeren daarbuiten, in een ruime cirkel rond de stad, produceerden boter en kaas. Ook hennepteelt was daar van belang. Hennepvezels dienden als grondstof voor de vervaardiging van touw en zeildoek.
De zuidelijker gelegen Ronde Venen produceerden voornamelijk kaas. In de omgeving van Abcoude lag de nadruk op boterproductie. In een nog ruimere kring om de stad, vooral in het gebied boven het IJ, vond vetweiderij plaats.
Na het rampjaar 1672 stagneerde de groei van de bevolking en stopte de economische groei. De landbouwprijzen daalden. Dat begon met de graanprijzen, kort daarna volgden ook de prijzen van zuivel. De loonkosten en polderlasten gingen tegelijkertijd omhoog. Het dieptepunt in de landbouw werd bereikt toen naast bovenstaande problemen ook nog veepest uitbrak, voor de eerste maal in 1713-1720.
Vestingwerken markeren de grens van de stad maar niet die van de stedelijke functies. Activiteiten die te veel ruimte in namen of die lawaai, vervuiling, stank, rook, brand- of explosiegevaar veroorzaakten, werden verplaatst naar de rand van de stad of haar periferie. Tegen de stadsrand, binnen de stadswal waren industrieën gevestigd als lijnbanen verfproducenten, zwavelraffinaderijen, pottenbakkerijen en brandewijnstokerijen. Bedrijven die meer ruimte innamen of de sterke vervuiling veroorzaakten, zoals lakenramen [het opspannen en drogen van wollen stoffen], katoendrukkerijen en traankokerijen [voor de vervaardiging van lampolie en zeep] lagen buiten de stad. Sommige boeren werkten samen met linnenblekerijen. De blekers gebruikten grote hoeveelheden karnemelk en soms wei voor het ‘melken’ van linnen stoffen en garen. Karnemelk was een bijproduct van de boterproductie en wei van de kaas productie.
Over land vormden de Overtoom en Amstelveenseweg de route naar Leiden en Den Haag en daarmee een redelijk drukke verkeersverbinding. De wegen vielen op in het landschap door de bomen die erlangs stonden. In het veen groeiden geen grote bomen. De wegen lagen hoger en daar stond op veel plaatsen een min of meer aaneengesloten bomenrij. Tot in de 18e-eeuw waren er in Amstelland geen bestrate wegen.
Tot in het begin van de twintigste eeuw ging echter het meeste vervoer over water. De Amstel was de hoofdverkeersader door Amstelland. Er waren geregelde veerdiensten tussen de dorpen en de stedelijke markten en tussen de steden en dorpen onderling. Vanaf de 17e-eeuw is er ook de trekschuit, waarin plaats was voor zo’n 25 passagiers. Er ontstond een netwerk van pendeldiensten tussen de belangrijkste steden in de republiek.
De kaart geeft de situatie weer van rond 1720. Veel van de meren in Holland zijn dan reeds ingepolderd. Het Haarlemmermeer, Legmeer, Langemeer en Horstermeer, hier nog op de kaart, worden pas in de 19de eeuw ingepolderd.
Ten opzichte van de eerste uitgave van Nicolaas Visscher is de kaartinhoud bij de uitgave van de firma Ottens enigszins gewijzigd. Er zijn een aantal namen van bewoners van buitenhuizen langs de rivieren Amstel, Angstel, Bullewijk, Holendrecht en Vecht bijgeplaatst en/of gewijzigd. Een ander verschil is dat op de eerste uitgave dorpsnaam “Loendersloot” op de linker oever staat, op de tweede uitgave is deze verplaatst naar de rechter oever.
Prijs: Euro 5.850,-