Nieuwe Kaart van het Eyland Japan”, uit François Valentijn’s “Oud en Nieuw Oost-Indien”, gegraveerd door Jan van Braam en uitgegeven te Dordrecht door Gerard onder de Linden in 1724-1726. Later met de hand gekleurd. Afm.: 44 x 55,5 cm.
Van de jaren 1630 tot het midden van de negentiende eeuw was Japan voor buitenlanders vrijwel afgesloten. De Nederlanders waren vanaf 1641 de enige Westerlingen die er mochten verblijven en handel drijven. Ze moesten zich wel aan strenge voorschriften houden, en mochten alleen op Deshima wonen, een kunstmatig eiland in de haven van Nagasaki.
Over de Nederlanders in Japan schreven de Japanners in die tijd:
“Het land ligt in Europa in het Noordwesten van de wereld. Het heeft zeven provincies en zeventien heren die het besturen. Holland ligt tussen 50 en 53 graden vanaf de Noordpool en het is er erg koud land. De bewoners hebben vijf kenmerken: ze hebben hoge neuzen, blauwe ogen, rode haren, een witte huid en lange lichamen. Hun karakters heten letteru [letters], worden horizontaal geschreven en kunnen niet door Japanners of Chinezen of soortgelijken worden gelezen. Hun burukku [broeken] komen overeen met en worden gedragen als de Japanse momohiki. Hun jas heet rokko [rok] wat overeenkomt met onze jiban. Hun functionarissen dragen een mantel zoals onze maru kappa. Hun voedsel bestaat uit brood, gemaakt van tarwemeel en lijkend op een mochi en is gebakken. Zijn ze ook verzot op gevogelte, vlees en vet voedsel. Daarnaast eten ze veel rauwe daikon [radijs].
Het land ligt ver weg van Japan, volgens onze schatting op 13.000 ri [ruim 51.000 km]. Tegenwoordig komen de Hollanders die naar Japan komen allen van Java en niemand uit Holland. Java is veroverd door de Hollanders en hun belangrijkste kasteel staat in Batavia, wat overeenkomt met de nederzetting van de roodharigen in Desjima in Japan. Java ligt ten zuiden van Japan, daarom komen ze in het regenseizoen met de zuiderwind in de vijfde maand en nadat ze hun goederen geïmporteerd hebben, vertrekken ze weer met de noorderwind in de negende maand.
De Hollanders noemen hun schepen skippu en zijn imposant gebouwd. Om te beginnen maken ze de romp van grote spanten. Vervolgens worden kruiselings vierkante blokken met kastanje hout bevestigd en alle naden met pek en teer afgedicht. Het deel van de romp dat onder water ligt, wordt van een laag lood voorzien. Bij het breedste deel is het schip 3 jo (9m), de lengte is 15 jo (45m), de diepgang is 3 jo 8 shaku (11,4m). Schepen zijn altijd opgebouwd uit 3 dekken, de afstand tussen de dekken is 9 shaku (2,73m) en er zijn 4 masten. De lengte van de hoogste mast is 19 jo (57,6m) en er zijn in totaal 17 zeilen en 12 vlaggen. Er zijn meer dan 30 kanonnen aan boord en elk kanon vuurt kogels af van 3 kwan (11,25kg). De bemanning bestaat uit meer dan 100 man. De officieren bestaat o.a. uit een kapitein, factor [afgezant], stuurman, koopman en loods en zijn allemaal mensen van de upperclass. De mensen daaronder heten matorosu [matrozen] en zijn allemaal van de lower class. Voorts zijn er van deze lower class een hoop swardo jongo [zwarte jongen] en komen niet uit Holland. Ook kopen de Hollanders koelies uit Batavia, of van een de andere eilanden en gebruiken deze als slaven. Omdat ze uit de tropen komen, zijn ze allemaal zeer zwart.
De schepen importeren o.a. suiker, sappan hout, rotan [Spaans riet], wol, fluweel, katoen, wierook, geneesmiddelen, kruidnagels, jasmijn, peper, maar ook glas en brillenglazen. Daarnaast worden ook curiosa, vreemde vogels en dieren geïmporteerd. Hun proviand bestaat uit ossen, varkens, gevogelte, ganzen en dat in grote hoeveelheden. Verder exporteren ze meer dan een miljoen kin (600.000 kg) aan koper per jaar, paraplus van oliepapier, aardewerk, stoffen, en ook saké, mosterd, gezouten radijzen en fruit als proviand. Een schip heeft capaciteit voor ongeveer 10 miljoen kin (6 miljoen kilo) aan lading.”
Prijs: Euro 675,-