PRACHTIGE SERIE GEZICHTEN VAN ZUID-AFRIKA
Vier etsen met aquatint van Zuid-Afrika:
- “Gezigt van eene Kaffersche woonplaats, aan de zuidkust van Afrika. No. 1.”
- “Eene horde van Kaffers op reis. No. 2.”
- “Bijeenkomst van den Hoog Ed. Gestr. Heer Generaal J.W. Janssens. Gouverneur van de Kaap de Goede Hoop met het Opperste Hoofd der Kaffers gäika, in het Kafferland, aan de Katrivier, in Bloeimaand van 1803. No. 3.”
- “Gezigt van het Fort Frederik en verder militair etablissement aan de Algoa-baai, op de zuidkust van Afrika. No. 4.”
Complete serie, uitgegeven in 1810 door Evert Maaskamp behorende bij “De Kaffers aan de zuidkust van Afrika: natuur- en geschiedkundig beschreven” van de hand van Lodewijk Alberti. In de tijd met de hand gekleurd, met latere toevoegingen. Afm. (voorstellingen): elk ca. 30 x 42 cm.
Alberti zelf meldt over deze serie etsen: “Door de kunstminnende zorg des Uitgevers, zijn bij dit Werk eenige Platen gevoegd, in eene geheel nieuwe en bevallige manier vervaardigd en gegraveerd door den beroemden L. Portman, naar de teekeningen van den Ridder en Kolonel Howen en den kunstkundigen Heer Smies, in navolging van eenige Afteekeningen, in het Kafferland zelf, door den Heer Kapitein w.b.e. Paravicini di Capelli, als ten dien tijde den Hoog Ed. Gestr. Heer Generaal, janssens, in de hoedanigheid van Aide de Camp verzellende, naar de natuur vervaardigd (…).”
In achttiende-eeuwse reisbeschrijvingen was etnografie een vast onderdeel van een meeromvattende, encyclopedische belangstelling voor de vreemde wereld. Mensen werden naast landschappen, planten en dieren beschreven. De Kaffers aan de Zuidkust van Afrika is de oudste etnografische beschrijving van de ‘Kaffers’, zoals de Xhosa‘s toen algemeen genoemd werden en tevens de eerste Nederlandse etnografische monografie. Het boek biedt een beschrijving van de westelijke Xhosa’s, die op het moment dat hij over hen schreef het gebied aan beide zijden van de Visrivier en een stuk van de zuidkust van Zuid-Afrika bewoonden. Bij Alberti’s boek verscheen ook een grote platenatlas met 4 afbeeldingen in oblong-formaat van “Zuid-Afrikaansche Gezichten”.
Lodewijk Alberti werd in 1768 geboren in het Duitse graafschap Waldeck. Hij kwam in 1784 als luitenant van een regiment Waldeckse huurlingen naar Nederland en vertrok in 1802 als commandant van een compagnie Waldeckers naar de Kaap. Hij werd met een kleine troepenmacht in 1803 ver van Kaapstad gestationeerd in Fort Frederick, op de plaats van het huidige Port Elizabeth. In oktober van dat jaar werd Alberti commandant van het fort en in februari 1804 ook landdrost (districtsbestuurder) van het nieuw gestichte district Uitenhage. Hij verbleef hier tot de Kaapkolonie in 1806 opnieuw door de Engelsen bezet werd.
Als landdrost van Uitenhage had Alberti een bijzonder moeilijke taak. Met een veel te klein detachement troepen moest hij de rust bewaren in een gemakkelijk ontvlambaar grensgebied. Sinds de late jaren van het Compagniesbewind was de oostgrens van de Kaapkolonie het terrein van confrontaties tussen Xhosa’s, Khoisan en Europese kolonisten. De zwakste partij in dit conflict waren de Khoisan (de moderne verzamelnaam van ‘Hottentotten’ en ‘Bosjesmannen’) die aan het eind van de achttiende eeuw vrijwillig of onder dwang voor een belangrijk deel waren opgenomen binnen de Xhosagemeenschap of als veehoeders werkten voor de Europese boeren. Xhosa’s en Europese boeren expandeerden in tegengestelde richting: de boeren in oostelijke richting en de Xhosa’s naar het westen. In het Zuurveld, een gebied tussen de Zondagsrivier en de Visrivier, dat sinds 1778 door de koloniale overheid werd gezien als oostgrens van de Kaapkolonie, botsten deze bewegingen op elkaar wat aanleiding gaf tot verwoestende grensoorlogen die tot ver in de negentiende eeuw voortduurden en die uiteindelijk geleid hebben tot de onderwerping van de Xhosa’s in het midden van de negentiende eeuw.
De Europese boeren in het oostelijke grensgebied zorgden ook in andere opzichten voor problemen. Tussen 1795 en 1801 kwamen ze driemaal in opstand tegen het koloniale gezag. Ondanks het conflict met de Xhosa’s over weigrond en vee sloten de trekboeren soms kort durende bondgenootschappen met Xhosa-stammen tegen de koloniale regering. Het Bataafse bewind probeerde na 1803 dit explosieve grensgebied te stabiliseren. De belangrijkste maatregel hiertoe was de stichting van het nieuwe grensdistrict Uitenhage waarvan Alberti de landdrost werd, zonder dat hij echter over voldoende troepen beschikte. Niettemin heeft hij zich succesvol van zijn taak gekweten. De belangrijkste prestatie van het kort durende Bataafse bewind is dat er tussen 1803 en 1806 vrede was aan de oostgrens. Dit was grotendeels Alberti’s prestatie. Door geregelde onderhandelingen met de Xhosa’s en een slimme verdeel-en-heers politiek kon hij de strijdende partijen uit elkaar houden. Na zijn vertrek in 1806 vlamden de grensconflicten weer snel op.
Alberti keerde na de overgave van de Kaap naar Nederland terug. Hij vocht vervolgens in Spanje als majoor in een Nederlands detachement. Na de publicatie van de Nederlandse editie van zijn boek vergezelde hij de voormalige Kaapse gouverneur Janssens naar Nederlands-Indië. Janssens was door Napoleon – Nederland was in juli 1810 deel van het keizerrijk geworden – benoemd tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. In mei 1811 kwam Janssens met 500 man in Batavia aan. Zijn bewind was maar van korte duur want op 3 augustus 1811 landde een Engelse troepenmacht op Java. Nadat Batavia was gevallen trok Janssens zich terug op het fort in Meester Cornelis. Tijdens de Engelse aanval op het fort (10 augustus) werd Alberti door een kogel getroffen. Een aantal maanden later, op 2 juni 1812, stierf Alberti aan ‘koorts’. Hij werd begraven op de begraafplaats van Weltevreden.
Literatuur: Siegfried Huigen “Verkenningen van Zuid-Afrika – Achttiende-eeuwse reizigers aan de Kaap” (2007), p. 173-187
Prijs: Euro 3.500,-