Dutch Republic – Covens & Mortier, ca. 1744
€3.250
EERSTE POSTKAART VAN DE REPUBLIEK
“Les Provinces Confedereés du Païs-Bas avec les Terres adjacentes”, kopergravure vervaardigd door Frederick de Wit, in dit geval uitgegeven door Covens en Mortier rond 1744. Later met de hand gekleurd. Afm. 101 x 118 cm.
Frederick de Wit maakte rond 1660 een wandkaart van de Zeventien Provinciën. Ten tijde van de verschijning van de kaart was het de meest aan de actualiteit van het wegennet (“les Grands Chemins“) aangepaste kaart. Maar feitelijk was de kaart verouderd. De Nederlandse Republiek was door de Vrede van Münster (1648) een soevereine staat geworden en de kaart toont een gebied dat ook nog de Zuidelijke Nederlanden omhelst.
De 9 koperen platen waarvan de kaart gedrukt was, kwamen na het overlijden van De Wit in het bezit van de Leidse uitgever en boekhandelaar Pieter van der Aa. Hij gebruikte de platen opnieuw, maar kortte ze in en liet de Zuidelijke Nederlanden wegvallen. Het zijn nu de Zeven Provinciën: “Les Provinces Confedereés du Païs-Bas”. Het titellint van de kaart en de cartouches werden ook vervangen en nieuwe aanduidingen voor de veiligheid van de scheepvaart (zoals waterdieptes en zandbanken) aangebracht.
Daarnaast stempelde Van der Aa meer dan 225 kleine letters P in vierkante kadertjes op de kaart om weer te geven waar de op dat moment bestaande poststations (“Maisons des Poste”) zich bevonden. Verder tekende hij fijne stippellijntjes in om de toenmalige postwegen aan te geven. Het maakte deze wandkaart tot de eerste postkaart van de Republiek.
Na de Vrede van Münster kregen vele te paard strijdende soldaten of cavaleristen een nieuwe baan als postvervoerder of postiljon. Deze postiljons reisden door de steden, waar zij te herkennen waren aan hun hoorn, die werd gebruikt om aan te geven dat de postiljon in een stad aankwam of juist vertrok.
Ook per schip en met de trekschuit werd veel post binnen de Nederlanden vervoerd. De postverbindingen tussen de steden waren immers vooral in het gewest Holland te vinden, waar voldoende vaarroutes voor handen waren. Het vervoer was echter traag, zodat postiljons soms hun werk overnamen. Daarnaast waren er koetsen, waarmee op vaste tijden tussen steden reizigers en goederen vervoerd werden. Het brievenverkeer kon hierop meeliften.
Uiteindelijk kwamen in 1799 alle posterijen in handen van de Nederlandse staat.
Literatuur:
- A.M. van der Heijden: “Oude kaarten der Nederlanden, 1548-1794” (1998), nr. 138/4
Prijs: Euro 3.250,-