Amsterdam, schepen op het IJ – Abraham Allard, ca. 1720

“SCHEEPVAART in het Y, voor AMSTERDAM.” Kopergravure uit ca. 1720, uitgegeven door Abraham Allard. Afm. prent 50,5 x 59,5 cm;…

Read more

SCHEEPVAART in het Y, voor AMSTERDAM.

Kopergravure uit ca. 1720, uitgegeven door Abraham Allard. Afm. prent 50,5 x 59,5 cm; afm. lijst 72 x 82 cm (h x b). Later met de hand gekleurd.

Op de prent zien we Amsterdam richting westen, vanaf Volewijck aan de overkant van het IJ, met in het midden het Oost-Indisch Zeemagazijn en de werven van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, rechts de Oosterkerk.

De werf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie lag sinds 1661 op het eiland Oostenburg. Het was het grootste industrieterrein ter wereld: 3 grote scheepshellingen, een 500 meter lange lijnbaan, een enorme houtzagerij en het 4 verdiepingen hoge Oost-Indisch Zeemagazijn, met daarachter nog werkplaatsen en loodsen.

Het Oost-Indische Zeemagazijn, in de achtergrond met het torentje, was een gigantisch gebouw waar de goederen lagen opgeslagen die de V.O.C. uit Azië haalde. Beneden was een slachthuis. Op de zolder was onder andere de zeilmakerij. Na de opheffing van de V.O.C. in 1799 werd het Oost-Indisch Zeemagazijn een opslagplaats voor graan. Het zwaar verwaarloosde bouwwerk stortte in 1822 in.

De kleine Republiek – die nooit meer dan 2,5 miljoen inwoners telde – had met haar enorme vloot van 2000 schepen in de wereldhandel opmerkelijk succes met V.O.C. en W.I.C. Ook waren er grote militaire successen tegenover ogenschijnlijk veel sterkere machten als Spanje en Engeland en de verovering van Indië. De grote koopvaardijschepen van de V.O.C. met hun zware geschut, waren vaak nauwelijks te onderscheiden van de oorlogsschepen van de admiraliteiten.

Abraham Allard (1675 – 1725) was graveur, drukker en uitgever te Amsterdam, ten tijde van het verschijnen van dit gezicht op het IJ, zat zijn bedrijf op de Nieuwe Turfmarkt.

Literatuur: D’Ailly, Repertorium van de profielen der stad Amsterdam en van de plattegronden der Schutterswijken (1953), nr. 177.

Prijs: VERKOCHT