“Gezicht van den Ykant af bezyden den Schreiers Hoex Toren langs de Keulsche en Geldersche Kaei naer den Nieuwe Markt, St. Antonis Waeg en Zuider Kerk.”
(Tegenwoordig heet de hele gracht Geldersekade en kijken we richting Nieuwmarkt en Waag.) Gravure van 2 koperen platen gedrukt, later met de hand gekleurd. Ca. 1720 vervaardigd door Hendrick de Leth, naar A. Rademaker. Afm. ca. 57,5 x 93 cm.
Dit blad komt uit een serie van 25 zeldzame fraaie grote gezichten van Amsterdam en geeft een kleurrijk beeld van het leven en bedrijf van de stad aan het begin van de 18e eeuw. Niet alleen voor het stadsbeeld en architectuur uit die tijd is deze bijzondere prent van belang, maar ook door de aardige stoffering, die zeden en gewoonten schetst. Er spelen zich allerlei taferelen af “˜onder het volk en de deftige luiden’. Zo is er links van de brug op de voorgrond (tegenwoordig Prins Hendrikkade) een vechtpartij, terwijl voor de Scheierstoren rustige burgers de daartegen aangeplakte biljetten lezen.
Aan het begin van de Geldersekade op de hoek met de Oudezijds Kolk, staat de Schreierstoren. De Schreierstoren is de enige overgebleven verdedigingstoren van de middeleeuwse stadsmuur. Oorspronkelijk rees de toren op vanuit het water met net boven het wateroppervlak 2 schietgaten. In 1532 kreeg hij zijn huidige gedaante. In het begin van de zeventiende eeuw werd de stadsmuur afgebroken en de singel gegraven. De toren heette oorspronkelijk de Schreiershoekstoren. ‘Schreihoek’ verwijst waarschijnlijk naar de scherpe hoek waar de Geldersekade en de Oudezijds Kolk samenkomen. De Schreierstoren is echter de geschiedenis ingegaan als de plek waar veel vrouwen schreiend hun geliefden hebben zien wegvaren.
De Geldersekade dankt haar naam aan de aangemeerde beurtschepen, een soort geregelde lijndiensten, die op de Gelderse steden voeren nadat deze gracht binnen de nieuwe stadsmuren was komen te liggen.
Literatuur: Veiling catalogus verzameling De Vries (1925), nr. 273.
Prijs: VERKOCHT