“De Haven van Enkhuysen – Le port de Enkhuysen”, koper gravure vervaardigd door Matthias de Sallieth naar een tekening van Dirk de Jong uit 1780, voor de “Atlas van de zeehavens der Bataafsche Republiek” van Pieter Yver, J. Smit & Zn. en F.W. Greebe, uitgegeven door Johannes Allart in 1802. Later met de hand gekleurd. Afm. 21 x 34,5 cm.
Gezicht op Enkhuizen vanaf het water. Op het woelige water op de voorgrond een aantal zeilende schepen en sloepen die worden voortgeroeid. In de achtergrond de stad met links de haveningang met een havenlicht. In het midden, deels verscholen achter een zeil, de Drommedaris (in de 18e-eeuw nog Wilgenburg geheten). Voor de huizen zijn de masten van in de binnenhaven afgemeerde schepen te zien. Geheel rechts de toren van de Zuiderkerk.
Enkhuizen was één van de belangrijkste Zuiderzeesteden. De stad telde de grootste haringvloot van de Nederlanden in de 17e-eeuw, en bezat een kamer van de VOC. Ook de West-Indische Compagnie was in de stad vertegenwoordigd. Door handel op de Oostzeelanden, Engeland, West-Afrika en Indië werd Enkhuizen rijk. Enkhuizen was in 1622 met bijna 22.000 inwoners de op vier na grootste stad van Holland. Er waren vele scheepsbouwbedrijven gevestigd waaronder zeilmakerijen, touwslagerijen en timmerwerkplaatsen.
Eind 17e eeuw trad het verval in. De oorlogen met Engeland, het verzanden van de havenmond en de concentratie van handel op Amsterdam zorgden ervoor dat Enkhuizen een van de sluimerende verstilde stadjes aan de Zuiderzee werd. Door de economische neergang daalde de bevolking sterk. De stadsuitlegging van de 16e eeuw bleek veel te ambitieus, en grote delen van de stad binnen de vestingwerken bleven onbebouwd. Tussen 1650 en 1850 daalde de bevolking van 22.000 naar 5.400 inwoners.
Prijs: VERKOCHT