GEZICHT OP ALKMAAR
“Gesigt van de seer beroemde koop-stadt van Alckmaar geleege in West-Vriesland by de Boom-poort te sien“. Kopergravure gedrukt op twee bladen, uitgegeven door Leon Schenk ca. 1725. Later met de hand gekleurd. Afm. 59 x 99,5 cm.
Gezicht op de stad vanuit het oosten over de Boompoort met Hoge Brug. Links de logementen aan het Zeglis en rechts een statenjacht. Bij de belangrijkste gebouwen zijn de namen weergegeven. Boven de afbeelding de wapens van Alkmaar en West-Friesland.
De molen links op het bolwerk langs de Baansingel is de in 1713 omgestormde en in 1714 herbouwde korenmolen “De Wolf/Molen van Banning” (afgebroken in 1912), rechts op de stadswal staat een runmolen, die werd gebruikt om eikenschors te malen. Van deze gemalen schors werd run gemaakt, door er water aan toe te voegen. Dit bevatte looizuur, gebruikt voor het looien van leer (de molen werd afgebroken in 1808).
Vanaf 1600 ontwikkelde Alkmaar zich van handelsplaats met een eigen vloot tot een markt- en verzorgingscentrum voor de wijde omgeving. Mede dankzij de inpoldering van de Beemster, de Heerhugowaard en de Schermer in de eerste helft van de 17e eeuw, groeide Alkmaar uit tot het belangrijkste agrarische centrum van Holland boven het IJ. Grote waterplassen waren veranderd in vruchtbare weidegronden. Rond 1650 werd de stad omschreven als “de voornaemste Beke der lichaemelijcke nootdruftigheden van geheel Holland“. Voor zaden, groente, vlas, vlees, vis en vooral kaas moest men in Alkmaar zijn. De zoutwinning en de gort- en grutnering waren van grote betekenis voor de stad. Aan de oevers van de Voormeer en het Zeglis verschenen zoutziederijen en brouwerijen. Kalkovens zorgden voor schelpkalk, dat als metselspecie werd gebruikt. Tientallen lijnbanen draaiden vlas tot touw.
Prijs:VERKOCHT