BEROEMDE ‘KLEINE HAUBOIS’ VAN GRONINGEN
“Afbeeldinge der Stadt Groningen met de omliggende Fortressen 1652”. Kopergravure vervaardigd door Salomon Savery naar het ontwerp van Egbert Haubois, uitgegeven door Samuel Pieman. 5e uitgave (van 5), waarbij midden onderaan een adres heeft gestaan, dat uit de koperplaat is weggewist. Later met de hand gekleurd. Afm. 45,5 x 54,5 cm
Egbert Haubois (ca. 1602/1610 – 1653) kreeg in 1631 toestemming van het stadsbestuur om deze “stadt in een coperen plaet uijt te snijden”. Wat hij vastlegde was de sterkste vestingstad in het noorden van de Republiek. Het stadsbestuur zocht na een uitbreiding van de vestingwerken in het begin van de 17e eeuw, naar mogelijkheden Groningen ook op economisch gebied een bloeiende metropool te maken. Maar de kaart toont dat aan het begin van de dertiger jaren de droom van voorspoed niet was uitgekomen, ambitieuze economische plannen waren niet verwezenlijkt en grote terreinen binnen de vestingwerken zijn onbebouwd gebleven. Haubois’ grote plattegrond werd uitgegeven in 1645.
Dit ontwerp voor de plattegrond werd een aantal jaren later gebruikt als basis voor een verkleinde versie van de kaart (de zogeheten ‘Kleine Haubois’): de stad met omliggende vestingen. Met in de bovenrand de wapens van de provincie en de stad, en daartussen 7 portretten van stadhouders sinds 1594. Daaronder een stadsprofiel, een afbeelding van de St. Walburgkerk, en een profiel van een wal. In de linker rand plattegronden van vestingen: Lieroort, Delfzijl, en Bourtange. In de rechter rand plattegronden van de Langakkerschans, Bellingwolderschans en Coevorden. Ook in de benedenrand enkele vestingen. Midden onder een kaartje van de provincie Groningen, gebaseerd op de kaart van Barthold Wicheringe.
In de Groningsche Volksalmanak voor 1906 staat over Haubois:
“De naam van den ingenieur, Egbert Haubois, men zal hem tevergeefs op registers en indices of in een biografisch woordenboek zoeken. Toch heeft hij in Groningen minstens twintig jaren geleefd. In 1631 komt hij voor het eerst voor; ongeveer twintig jaren later stierf hij. Een vreemdeling was hij ongetwijfeld; van waar hij kwam valt niet te zeggen. In het burgerboek vindt men zijn naam niet; voor de betrekking die hij bekleed heeft, was ook het burgerschap geen vereischte. Hij heeft in Groningen veel gewerkt, maar hij heeft weinig van zijn werk achtergelaten. Weinig, maar toch zooveel, dat wij hem als kunstenaar in zijn vak moeten beschouwen.
Een ‘artist’, dat was hij ook in den zin, die ‘hoogst fatsoenlijke’ menschen wel eens aan dat woord plegen te hechten. Hij verkeert nog al eens in geldnood, maar wanneer de stadspander bij hem komt, om beslag op zijne roerende goederen, andere bezit hij niet, te leggen, dan heeft hij, de arme ! – en hij is echtgenoot en vader – niets dan één bed met toebehooren, maar hij bezit drie schilderijen en vier prenten. Wanneer de pander weer komt, twee jaren later, in welken tusschentijd het gezin nog is vermeerderd, dan zijn de prenten en één schilderij verdwenen, maar het bed met toebehooren is gebleven en het huisraad is vermeerderd met vier Spaansche stoelen. Drie maanden later zijn er slechts drie stoelen meer, en is de kast verdwenen, maar … het aantal schilderijen is tot vier gestegen.”
Literatuur:
- W.K. van der Veen (1983), “Egbert Haubois, een zeventiende-eeuwse ingenieur en kaartmaker in Groningerland”
- C.H. Peters in de “Groningsche Volkalmanak voor het jaar 1906”, pp. 115-196
- J.J. Vredenbrug-Alink (1974), “De kaarten van Groningerland”, nr. IV B 12, 5.
Prijs: VERKOCHT