Nieuwe Kaart van het Baljuwschap van Gooyland, de Loosdrechten, Mynden, Hollands Loenen en Weesper Karspel (…). Kopergravure vervaardigd in 1750 door J. Keizer, uitgegeven door Isaak Tirion als deel van diens “Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden”. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. 32 x 36,5 cm.
Vóór 1795 was het gewest Holland verdeeld in baljuwschappen. Gooiland was zo’n baljuwschap en in dit district oefende de baljuw vanuit het Muiderslot de hogere rechtsmacht of jurisdictie uit.
Het Gooi was tot medio 19e-eeuw een gebied van arme boeren dorpen met in Hilversum en Naarden een bescheiden wol- en textielindustrie, mede door de wol aanvoer van de Gooise heidevelden.
Het gebied werd door Amsterdam gebruikt voor zandwinning voor de stadsuitbreidingen, waarvoor een aantal vaarten werden gegraven (‘s-Graveland, Naarden, Bussum). Het daaruit ontstane kanalenstelsel hielp de economische ontwikkeling van het Gooi, onder meer door de komst van regelmatige trekschuitendiensten.
De heide werd ontgonnen voor het aanleggen van buitenplaatsen voor welvarende Amsterdammers, zoals Oud Bussem en Trompenburgh. Deze werden alleen in de zomer bewoond, in de winter keerde men terug naar de stad. De opkomst van het Gooi als vestigingsplaats voor ‘gegoede burgerij’ hangt nauw samen met de goede bereikbaarheid van de streek vanuit Amsterdam en Utrecht. In eerste instantie per trekvaart, maar vanaf 1874 door spoorlijnen naar Amsterdam, Utrecht, Amersfoort en verder.
Prijs: VERKOCHT