“Vue d’Utrecht: Aufsicht des äußersten Endes von der Maillen Baan zu Utrecht.- Vue du Bout du Mail d’Utrecht.” Kopergravure vervaardigd door Balthasar Friedrich Leizelt naar het ontwerp van Jacobus Versteegh. In de tijd met de hand gekleurd. Afm. ca. 31 x 39,5 cm
Zgn. opticaprent (in spiegelbeeld) van de Maliebaan te Utrecht uit het noordoosten vanuit de in 1768 aangeplante bomen van de Nieuwe Baan, met op de achtergrond aan het eind van de Maliebaan het huis Bellevue en links de Domtoren.
In de Gouden Eeuw was Utrecht niet bepaald een centrum van vertier. Gasten aan de Universiteit klaagden over de ingeslapen saaiheid van de stad. Kennelijk dachten de studenten en de curatoren er ook zo over, want zij vroegen de vroedschap om het maliespel te mogen spelen. Net als in Leiden kregen zij daarvoor in 1637 toestemming.
Ten oosten van de stad werd op het Oudwijkerveld een maliebaan aangelegd van 200 roeden (ca 750 meter), een afstand die volgens getuigen uit die tijd in drie slagen overbrugd kon worden.
Bij zijn bezoek in 1672 vond de Franse koning Lodewijk XIV de Utrechtse Maliebaan zo schitterend, dat hij hem volgens zeggen graag naar Parijs had willen meenemen. De baan was geplaveid met schelpen en had houten kantschotten waarop de afstand was af te lezen, met hier en daar een toegang. De schotten achter de palen, het rabat (Oudfrans rabattre = terugslaan) waren verhoogd. Op beide palen pronkte fier het Utrechtse stadswapen. Langs de baan waren aan weerskanten lommerrijke wandelpaden.
Een herberg aan de Singel tegenover het Lepelenburg werd ingericht als maliehuis. Hier werden de ballen en hamers bewaard en verhuurd en de spelers konden er een kop chocolade of iets sterkers drinken. Het bleef er vaak tot in de late uurtjes gezellig. Tegen de regels in liet de poortwachter bij het Lepelenburg, na het luiden van de avondklok in de Buurkerk om 21:55 uur, nog studenten binnen door een deurtje naast zijn poort. De maliespelende studenten trokken veel bekijks. Al gauw kwam er zoveel publiek, dat er theehuizen en andere uitspanningen verschenen. De Maliebaan werd hét uitje van de stad. Welgestelde burgers lieten daar hun buitenhuisjes bouwen. Later bleven zij er permanent wonen en verrezen er statige panden. Zo werd de Maliebaan een woongebied op stand.
Het maliespel verloor tegen het eind van de 17e eeuw langzaam zijn populariteit. In 1700 klaagde de pachter van het Maliehuis over de geringe omvang van zijn nering. Hij vroeg verlaging van de pacht. Uiteindelijk werd er in 1796 helemaal niet meer gespeeld.
Prijs: VERKOCHT