DE EERSTE TREIN IN SCHIEDAM
“Panorama van Schiedam”, lithografie vervaardigd door Willem Troost in 1847 en gedrukt door Carl Wilhelm Mieling. Later met de hand gekleurd. Afm. (voorstelling) 12 x 57 cm.
Willem Troost (1812 – 1893) was in zijn tijd bekend tekenaar en lithograaf. Hij verbleef van 1842-1849 in Schiedam. Tijdens deze periode werd de spoorlijn Den Haag – Rotterdam voltooid. Ter gelegenheid van de opening in 1847 maakte hij een litho van de stad Schiedam waarop 17 windmolens te zien zijn. Het verschijnen van de prent werd geadverteerd in het Rotterdams Nieuwsblad/Schiedamse Courant van 14 mei 1847.
We zien de stad vanaf de Overschieseweg. Links het spoorwegstation en rechts de kraanbrug over de Schie.
Na de opening van de spoorlijn tussen Amsterdam en Rotterdam meldden de kranten regelmatig over vertragingen. Technische mankementen, een geschrokken paard dat met zijn ploeg op de rails geraakte, een botsing door een onachtzame wachters bij een wissel .
Een half jaar na het openen van de spoorlijn deed een lezer van de Schiedamse Courant z’n beklag. In een ingezonden brief maande hij de spoorwegen tot de orde aangaande hun stiptheid:
“Zoo ergens het woord Orde meer dan een bloote klank behoort te zijn, dan is het bij de Spoorwegen. […] Met gestrengheid wordt de bepaling bij den Hollandschen Spoorweg in stand gehouden, dat de reizigers, terwijl hun verzocht wordt een vierde uurs vóór den aangewezen vertrektijd op de stations tegenwoordig te zijn, geen plaatsbriefjes meer kunnen bekomen, tenzij ze zich vijf minuten vóór het afrijden van den trein daartoe hebben aangemeld. Wij verzetten ons ook volstrekt niet tegen dezen maatregelen van orde; in tegendeel, wij onderwerpen er ons gaarne aan en getroosten ons de teleurstellingen op het verzuim gesteld.
Maar wij verlangen daarentegen van den Spoorweg, dat hij van zijne zijde ook nakome, hetgeen waartoe hij zich verbonden heeft, en waaronder wij als het voornaamste stellen, dat de reizigers op verschillende stations op den bepaalden tijd gelegenheid tot vertrek vinden, en niet, zoals op den 5. dezer [januari 1848] met een trein een geval is geweest, dat zij eerst ruim twee uren te laat de plaats van bestemming bereikten. Immers had men toen in allen gevalle Orde moeten stellen, dat de reizigers, die zich op de stations bevonden, waar de te lang uitblijvende trein nog niet verschenen was, met een tusschen- of hulptrein waren verzonden. Of is zulks der moeite niet waardig voor vier of vijf stations? Of heeft ieder reiziger geen regt te eischen dat hij ordelijk, dat is op den aangenomen tijd kunne vertrekken? Of heeft de tijd alleen voor reizigers geen waarde? Wij wenschen en verwachten ook van het ijverig en nauwgezet bestuur van den Hollandschen Spoorweg, dat de noodige maatregelen zullen worden genomen; dat de reizigers voortaan geen twee uren vergeefs meer naar een trein zullen behoeven te wachten, en dat alzoo ook in dezen zal worden gehandhaafd de Orde.”
Prijs: VERKOCHT