FRANSE TROEPEN BIJ ZEIST, 1805
”Carte Du Camp De Seyst, et des Cantonnemens qui en sont Dépendans: Commandé par le Général en Chef Marmont.” Kopergravure vervaardigd door Cornelis van Baarsel naar het ontwerp van Gillis Johannes le Fèvre de Montigny uitgegeven door Mortier, Covens & Zoon in 1805. Later met de hand gekleurd. Afm. 39,5 x 51 cm.
De kaart is goed beschreven in tijdschrift Caert Thresoort 2011 -3:
Generaal August Frédéric Louis Viesse de Marmont (1774-1852) werd begin 1804 door Napoleon benoemd tot nieuwe opperbevelhebber van de Bataafse en Franse troepen in de Bataafse Republiek. Hij kreeg de opdracht de helft van deze troepen gereed te houden voor een invasie in Engeland. Marmont, die zijn hoofdkwartier in Utrecht vestigde, vond dat zijn troepen uitermate slecht voorbereid waren op welke militaire exercitie dan ook, en besloot ongeveer 18.000 manschappen met paarden en kanonnen te huisvesten op een centrale plaats: de heide tussen Driebergen en Amersfoort. Daar verrees in de zomer van 1804 een gigantisch tentenkamp, met loodsen en barakken voor de opslag. Bakkerijen en slagerijen werden in de nabijheid gevestigd. Om de geoefendheid van deze troepen te vergroten, werden dagelijks oefeningen in klein(er) verband gehouden, en eenmaal in de veertien dagen vonden “manoeuvres in het vuur” plaats, waaraan alle militairen deelnamen: een spektakel, dat vele bezoekers uit het hele land aantrok.
Marmont was een eerzuchtig mens en rustte niet voordat hij “hier het best getrainde leger aller tijden zou bevelen, dat na mij wellicht geëvenaard, maar nimmer overtroffen zal worden.” Het leger trok ook allerlei lieden aan die probeerden een bestaan op te bouwen door hand- en spandiensten aan de militairen te verlenen, en hen ook allerlei koopwaren aanboden.
In het vroege voorjaar van 1805 werden er (voornamelijk houten) barakken opgericht, omdat Marmont zijn manschappen niet meer in tenten wenste onder te brengen. Het leger bivakkeerde niet lang in de nieuwe barakken, maar werd al begin augustus 1805 ingescheept om een invasie in Engeland uit te voeren. Na zes weken op de rede van Texel werd er plotsklaps ontscheept en trokken de troepen in ijltempo naar Zuid-Duitsland en Oostenrijk, waarna op 2 december 1805 bij Austerlitz (thans Slavkov in Tsjechië) de befaamde ‘Driekeizersslag’ (meer bekend als ‘Slag bij Austerlitz’) plaatsvond.
Marmonts eerzucht blijkt ook uit het feit dat hij de soldaten bij het kamp een aarden piramide heeft laten maken ‘die de herinnering aan ons verblijf op deze vlakte in de toekomstige eeuwen levend zou houden.’ Het deed hem goed dat de bewoners er de naam ‘Marmontberg’ aan gegeven hadden. Later schreef hij in zijn Mémoires (gepubliceerd 1856-57): ”Il ne reste de tout cela que la pyramide dont la durée sera éternelle, et que les habitants ont appelée de mon nom: elle est connue aujourd’hui dans le pays sous celui de Marmontberg.”
Hij wilde zeker niet weten dat de naam toen al lang veranderd was. Koning Lodewijk Napoleon had bij zijn bezoek aan het kamp in 1806 de naam van het monument in ‘Pyramide van Austerlitz’ veranderd. De nieuwe naam herdenkt Napoleons overwinning een jaar eerder.
Op 25 september 1804 schreef G.J. Le Fèvre de Montigny aan de minister van Oorlog dat de Fransen een kaart gemaakt hadden van het kamp “uit gedrukte caarten en andere saamgevoegde stukken” welke te algemeen was en uit hoofde van accuratesse “en kleinheid der schaal geheel en al onvoldoende.” Daarop had Marmont hem gevraagd om een nieuwe kaart van het kamp te maken, die “zowel voor de geschiedenis als tot instructie der militaire schoolen” zou kunnen dienen. Net als in de piramide zag hij wellicht in een gedrukte kaart een vereeuwiging van de opzet en inrichting van zijn ideale legerkamp.
Le Fèvre de Montigny verzocht toestemming de nodige opmetingen te mogen doen en dagloners te mogen inzetten. Nadat de commiezen van het Bureau van de Genie de minister van Oorlog geadviseerd hadden dat de voorgestelde kaart inderdaad van veel waarde zou kunnen zijn voor de militaire scholen, kreeg hij op 13 oktober toestemming van het Staatsbewind “om het camp bij Zeyst met de meeste mogelijke naauwkeurigheid” op te meten en de kaart “op ene bekwame en duidelijke schaal te vervaardigen, zullende dezelve kaart zodanig moeten worden ingericht dat daarop alles gevonden wordt hetwelk kan geacht worden enige relatie tot het gemelde camp te hebben, terwijl dezelve daarenboven zal moeten worden voorzienvan eene gespecificeerde en gedetailleerde aanwijzing der daarop gebragte objecten.”
Gillis Johannes le Fèvre de Montigny (1765-1821) was sedert 1782 militair-ingenieur en examinator van landmeters die in 1806 bij de verponding (voorloper van het kadaster) aangesteld wensten te worden. Hij had al diverse kaarten vervaardigd, o.a. van Grave (1785), de Zuiderzee (1794), Kampen en omgeving en de grens van Frie sland en Overijssel (1794). Binnen vier maanden was Le Fèvre de Montigny klaar met zijn kaart van het kamp. Begin februari toonde hij de kaart van het kamp aan Marmont, die ‘zijn bijzonder genoegen heeft betuigd.’ Marmont wilde de kaart door een plaatsnijder laten graveren, wat ƒ 300,– zou kosten. Op 7 mei 1805 stuurde Le Fèvre de Montigny naar het ministerie van Oorlog de “speciale kaart van het kamp bij Zeist, zoals het zich in den voorleden jare heeft bevonden en volgens de opgave van den generaal en chef Marmont nu wederom zal worden betrokken, met kennisgeving dat door hem die kaart van het kamp met de situatie van Seist en Driebergen, welke door hem is opgemeeten en geteekend, zoodra die in gravure is gebragt, mede dadelijk aan dit departement zal inzenden.”
Op 11 juni was de kaart gereed. In de Amsterdamse Courant van die datum staat de volgende advertentie: “C. VAN BAARSEL, Graveur te Amsterdam, geeft in het licht, de KAART van het CAMP by ZEIST, gecommandeerd wordende door den Generaal en Chef Marmont, waarop zich bevinden de geheele situatie van de Dorpen Driebergen en Zeist, alsmede de Pyramide voor gemelde Camp opgerigt; zynde opgenomen door de Luit. Coll. Ingr. Le Fèvre De Montigny en verdere Ingenieurs. Te bekomen by Covens en Mortier, te Amsterdam; van Cleef, in ’s Hage; te Utrecht, by Wild en Altheer, en te Zeist, by Beck, op het Hof. De prys is, op ordinair Papier, f 2:12:- en op Engelsch Papier f 3:3:-.”
Prijs: VERKOCHT