Amsterdam, Haringpakkerstoren – Jan de Beijer, ca. 1750

Gezicht op de Haringpakkerstoren, Pentekening met grijs gewassen inkt vervaardigd rond 1750 door Jan de Beijer. Afm.: 18,2 x 29,5…

Lees verder

4.500

Gezicht op de Haringpakkerstoren, Pentekening met grijs gewassen inkt vervaardigd rond 1750 door Jan de Beijer. Afm.: 18,2 x 29,5 cm.

Vanaf de steiger bij Nieuwe Vismarkt zien we de Haringpakkerstoren aan het IJ, het latere Open Havenfront en de ingang van het Singel. Links de Nieuwe Stadsherberg. In de achtergrond masten van talloze boten die voor de haringpakkerij liggen aangemeerd.

De Haringpakkerstoren werd in de middeleeuwen gebouwd als vestingwerk op de noordwestelijke hoek van de stadsomwalling. Tijdens de Spaanse overheersing van de Nederlanden, werden stedelingen die het katholieke geloof afvielen in deze toren gevangen gezet. Kort daarna werden de ‘veroordeelden’ heimelijk in de nacht zonder enig verhoor of proces gekneveld aan handen en voeten achterover van de toren in het IJ gegooid.

Op de plek van de toren mondde het Singel toen nog direct uit op het IJ. Het gedeelte van de tegenwoordige Prins Hendrikkade bij deze hoek werd Haringpakkerij (de gebouwen rechts van de toren) genoemd omdat hier door de haringpakkers de haring werd gezouten en gekuipt.

De spits op de toren is er in de zeventiende eeuw opgezet door stadsbouwmeester Hendrick de Keyser. In de toren werd door de haringpakkers vergaderd. Een stadsverordening uit 1601 bepaalde dat bij het luiden van een kleine klok in de toren de haringpakkers die in de buurt waren op de werkplek moesten verschijnen.

De Haringpakkerstoren werd gesloopt in 1829 omdat de verarmde stad het onderhoud van het toen inmiddels verwaarloosde bouwwerk te duur vond. De Nieuwe Stadsherberg moest in 1872 wijken voor het Centraal Station.

Jan de Beijer (1703-1780) werd geboren in Zwitserland, waar zijn vader Johan Jacob de Beijer als Hollands officier belast was met het werven van huurlingen voor het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Toen hij zes jaar was verhuisden zijn ouders naar Emmerich (bij Nijmegen). Eenmaal volwassen ging hij naar Amsterdam om als leerling het tekenvak te leren bij Cornelis Pronk (1691-1759), die in die tijd gold als de belangrijkste topografisch tekenaar in de Nederlanden. Jan de Beijer was een uitermate productieve tekenaar, die ’s zomers door het land trok om schetsen te maken van kastelen, kerken en dorpsgezichten, om die dan ’s winters uit te werken tot kleurentekeningen en voorstudies voor het graveerwerk van anderen, zoals Hendrik Spilman. Deze tekeningen en gravures muntten uit door hun nauwkeurige weergave van de wereld van de 18e eeuw.

Hij verkocht zijn werk voor goed geld aan “boekhandelaers en kunstminnaeren”. De Beijer opende bovendien een tekenschool bij hem aan huis. Hij had hiermee zo’n succes dat hij zijn school al spoedig moest verplaatsen naar herberg De Zon.

Volgens het Biographisch Woordenboek der Nederlanden (1852-1878) was De Beijer “een man van een opgeruimd en vrolijk karakter”, die enig vermogen verwierf, waarna hij zich terugtrok in de Niederrhein.

Provenance: ex collectie Jan Frederik Bianchi (1878-1963). Bij Paul Brandt werd de collectie van Bianchi 23/27 november 1964 verkocht (lot nr. 45, foutief omschreven als “Montalbanstoren“) in een “vente de splendides dessins et estampes de maitres anciens et modernes.” In een artikel in de Haagse krant Het Vaderland van 25 november 1964, waarin de veiling van de collectie besproken werd, wordt over de specifieke tekening gemeld: “Enkele opvallende prijzen waren: f. 1300 … voor een stadsgezicht van Amsterdam door Jan de Beijer”. In 1964, een zeer hoge prijs voor een dergelijke tekening.

De tekening werd tentoongesteld door het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, in het Rijksmuseum mei-juni 1953, nr. 2.

Prijs: Euro 4.500,-