Culemborg – Joan Blaeu, 1649

“Culenburgum” kopergravure van de stad Culemborg uit het “Tooneel der Steden van de Vereenighde Nederlanden”, uitgegeven in 1649 door Joan…

Lees verder

Culenburgum” kopergravure van de stad Culemborg uit het “Tooneel der Steden van de Vereenighde Nederlanden”, uitgegeven in 1649 door Joan Blaeu te Amsterdam. In de tijd fraai met de hand gekleurd en met goud gehoogd. Verso: Latijnse tekst. Afm. 30 x 51,5 cm.

De verschillende delen van de ‘driestad’ Culemborg zijn op deze plattegrond heel duidelijk. Rechts zien we de oude stad met de Grote of Sint Barbarakerk. Aan de Lekzijde (rechtsboven) is de oude stad omstreeks 1370 uitgebreid met een schipperskwartier, de Havendijk. Aan de landzijde (linksonder) is rond 1400 een grote Nieuwstad gebouwd. In tegen stelling tot veel andere kaarten, zijn hier mensen in de straten afgebeeld. Een gracht scheidt de oude stad zowel van de Havendijk als van de Nieuwstad. Een zeventiende-eeuws rijmpje meldt daarom:

Oud Culemborg, gij zijt een schoone en wond’re stad,
Die binnen Uwen muur drie kleine steden vat,
Men kan met ’t grootste recht U Tripolis of Driestad noemen,
Gij moogt op ouderdom, gezag en aanzien roemen.

Aan de noordwestzijde van de oude stad zien we de in 1609 aangelegde haven en aan de oostzijde het imposante kasteel Culemborg. Helaas is dat kasteel in het rampjaar 1672 grotendeels verwoest. In de achttiende eeuw is het definitief gesloopt. De stad is omringd door boomgaarden en weilanden.

Joan Blaeu kopieerde de kaart van Hendricus Verstralen uit 1621. Hij droeg de kaart op aan de zevenjarige (!) “zeer edele graaf Hendrik Wolrad graaf van Waldeck, Pyrmont en Culemborg” enzovoort. Dit graafje Hendrik was in 1642 in Culemborg geboren als zoon van graaf Philip Dietrich van Waldeck, die het graafschap Culemborg van zijn moeder geërfd had. Philip overleed in 1645 en de driejarige Hendrik erfde al zijn vorstendommen, waaronder Culemborg, dat tot 1795 een zelfstandig graafschap was.

Het titel cartouche linksboven is bekroond met het ingewikkelde wapen van graaf Hendrik, dat opgehouden wordt door twee cherubijntjes. Bescheiden onder de cartouche ‘hangt’ het wapen van de stad Culemborg.

Aan de achterzijde van de kaart beschrijft Blaeu de Gelderse heerlijkheid als volgt:

Culemborg is een leen van Gelre, al wordt er gediscussieerd of het bij dat gewest hoort of onder een ander territorium valt. Het ligt aan de linkeroever van de rivier de Lek. Het is een belangrijke stad met een uitgestrekt gebied —het werd, zoals koning Filips (van Spanje) het niet lang geleden tot graafschap verhief, beschouwd als een gebied van aanzienlijke omvang en betekenis. Het bezit dus vorstelijke waardigheid en kan zich met recht meten met andere steden die door heldendaden en rijkdom uitmunten.

De stad is verdeeld in drie wijken, die elk door muren en grachten zijn omgeven; zoals ook de burcht erbij hoort, die als de zetel van de graaf geldt. De stad ligt even ver van Buren als van Vianen, namelijk één mijl.

Het burgerlijk bestuur ligt in handen van een prefect (in de volksmond “drost”), twee stadsbestuurders, zeven schepenen en een schout. Deze worden vrij gekozen door de graaf, zonder voorafgaande voordracht van de inwoners. Daarna wijst men de kleinere ambten toe aan de burgers, zowel binnen als buiten de stad.

Onder het graafschap vallen ook vier dorpen: Schoonrewoerd (bij de grenzen van het Hagesteinse gebied), dat onder het bisdom Utrecht valt; Heukelum (onder het gezag van Leerdam); Geldermalsen (in het midden van het graafschap); en Beusichem (aan de grens met het gebied van Buren).

De heerlijkheid Culemborg wordt al meerdere eeuwen geregeerd door haar eigen heren. De eerste die wordt genoemd is Robertus Boschehemus, die stierf rond 1164. Zijn opvolgers wisten hun bezittingen aanzienlijk uit te breiden, vooral Gerard I, die de eerste vorst van Culemborg was. Hij huwde Elisabeth van Buren, die ook erfvrouwe was van Borssele, Zuilichem, Sint-Maartensdijk, Swalmen en Doddendael. Zij bracht grote bezittingen in het huwelijk. (Blaeu vergist zich hier, Gerard I was getrouwd met Beerta of Bertrada van Egmont, dochter van Jan I van Egmont.)

Hun zoon was Caspar van Culemborg, die ook heer was van Zuilichem, Hoogstraat, Borssele en Aleida; op haar sterfbed liet zij via testament de bezittingen Buren en Sint-Maartensdijk na aan Frederik van Egmont, de echtgenoot van haar dochter Elisabeth. Caspar had vijf dochters.

De oudste, Elisabeth, trouwde wel, maar kreeg geen kinderen. De tweede, Anna, trouwde met een zeer voorname edelman uit het huis van de graven van Valkenburg. Tot hun nageslacht behoorde onder meer Floris van Culemborg (†1592), de eerste graaf van Culemborg, die in 1555 door Filips II in de rijksgrafelijke stand werd verheven. Hij bleef ongehuwd en kinderloos.

Floris van Culemborg, ook wel Florentius genaamd, maar omdat hij zich tijdens de opstand van de Nederlandse adel in 1576 onderwierp aan het hertogdom Parma — dat namens de koning van Spanje de Nederlanden bestuurde — werd hij door Alva opgesloten. Zijn huis in Brussel, dat als zeer indrukwekkend gold, werd afgebroken. De marmeren sokkel van het huis droeg een inscriptie in vier talen:

“Onder het bewind van Filips II, katholieke koning van Spanje, in deze zuidelijke rijkslanden bestuurd door Ferdinand Álvarez de Toledo, hertog van Alva…”

Floris werd uiteindelijk weer in genade aangenomen, maar moest opnieuw zweren de katholieke religie trouw te blijven. In het jaar 1585, op 5 januari, verloor hij echter zijn huis. Het werd later weer opgebouwd.

Prijs: Euro 495,-