XVII Provinciën – Matthias Quad + Johann Bussemacher, 1600
“Belgium” Kopergravure vervaardigd in 1600 door Matthias Quad en uitgegeven door Johann Bussemacher als deel van het “Geographisches Handbuch”. Later…
Lees verder
“Belgium” Kopergravure vervaardigd in 1600 door Matthias Quad en uitgegeven door Johann Bussemacher als deel van het “Geographisches Handbuch”. Later met de hand gekleurd. Afm. (prent) 22 x 30,5 cm (lijst: 47 x 54 cm.)
In de 16de eeuw grepen humanistische geleerden terug op de Romeinse naam Gallia Belgica — het noordelijke deel van het oude Gallië — om de Zeventien Provinciën een klassiek aura te geven. Zo ontstond het gebruik van de Latijnse benaming “Belgium” (of “Belgica”) voor het geheel van de Nederlanden.
Het kaartbeeld is verkleinde kopie van een kaart van Abraham Ortelius.
Matthias Quad (1557-1613) versierde zijn exemplaar met een portret van Albrecht van Oostenrijk, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden en Maurits van Nassau, stadhouder van de Republiek. In zijn Geographisches Handbuch beschrijft hij het Nederduitse gebied:
Dit deel wordt gewoonlijk de Nederlandse provincie genoemd, waarvan men er doorgaans zeventien onderscheidt, namelijk: het hertogdom Brabant, Limburg, Luxemburg en Gelre; de graafschappen Vlaanderen, Artesië, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en Zutphen, en de markgraafschap Antwerpen; voorts de heerlijkheden Friesland, Mechelen en Utrecht, evenals de landstreken Overijssel en Groningen.
Al deze landen zijn zonder uitzondering goed bebouwd en welvarend, zoals men ze elders nauwelijks aantreft. Volgens het getuigenis van Lodovico Guicciardini (uit 1567) bevinden zich daar ongeveer tweehonderdacht steden, alle versterkt met muren, wallen en grachten, en meer dan zesduizenddriehonderd dorpen, die stuk voor stuk kerken en torens hebben en een aanzienlijke indruk maken – afgezien nog van de vele huizen, kastelen en kloosters die er eveneens in groten getale voorkomen.
Het klimaat van dit land, hoewel het wat vochtig lijkt, wordt toch als zeer bevorderlijk voor de gezondheid beschouwd en als aangenaam om in te wonen – vooral in die delen van Brabant die men “de Kempen” noemt, waar de mensen een hoge leeftijd bereiken. Overal doorstromen heldere rivieren en beken het land; het is rijk aan bossen en struikgewas, ter verfraaiing, voor de jacht en tot nut van de bewoners. Bergen zijn er niet, behalve in Luxemburg en Namen. In Henegouwen is het landschap hier en daar wat heuvelachtig en ongelijk.
Het land brengt overvloedig graan voort, alsook allerlei vruchten en kruiden die men voor geneeskundige doeleinden gebruikt. In sommige streken liggen ook tamelijk grote en uitgestrekte heidevelden, zoals de Kempen, de Malander Heide en andere kleinere, die men in het Latijn Ericta noemt, naar het heidekruid Erica. Deze heiden zijn overal bijzonder geschikt als weidegrond, aangezien het vee dat er graast een bijzonder smakelijk vlees levert; schadelijke dieren zijn er nauwelijks.
In bijna dit hele gebied worden twee talen gesproken – men spreekt er op vele plaatsen zowel Frans als Diets – en omdat zich hier, mede door de handel en de bedrijvigheid, veel Spanjaarden en andere buitenlandse naties hebben gevestigd, hebben veel plaatsen twee namen: deels Frans, deels Diets. Zo komt het dat men in dezelfde steden of dorpen verschillende benamingen aantreft. Een deel van de bevolking gebruikt zijn eigen taal, maar kan zich vaak niet verstaanbaar maken tegenover anderen die slechts hun moedertaal beheersen.
Prijs: Euro 550,- (incl. lijst)

