Zijpe polder – Joan Blaeu, 1672

“Agri Zypani Nova Descript.“ Kopergravure uitgegeven door Joan Blaeu als deel van een Spaantalige editie diens van de Atlas Maior…

Lees verder

Agri Zypani Nova Descript.“ Kopergravure uitgegeven door Joan Blaeu als deel van een Spaantalige editie diens van de Atlas Maior uitgegeven rond 1672. Fraai in de tijd met de hand gekleurd en met goud gehoogd. Afm.: 37,5 x 49,5 cm.

De roemrijke nijverheid van de Hollanders verdient, aldus Blaeu’s toelichting aan de achterzijde van de kaart, eeuwige herinnering. Met bewonderenswaardige ambitie hebben zij hun grondgebied niet door oorlog of roof, maar door vindingrijkheid en arbeid uitgebreid — door de zee zelf terug te dringen. Door middel van dijken en sluizen wisten zij drassige moerassen, lagunen en getijdengeulen om te vormen tot vruchtbare akkers. Zulke drooggelegde landen, “polders” genoemd, danken hun naam volgens de geleerde Hadrianus Junius aan het woord pol of polle (“laagte” of “plas”). De twee beroemdste voorbeelden zijn de Zijpe, reeds in de zestiende eeuw bedijkt, en de Beemster, voltooid in 1611 — gebieden die eens wemelden van vissen, maar nu welig vrucht droegen dankzij goddelijke voorzienigheid en menselijke vlijt.

Blaeu beschrijft vervolgens de woeste kust van Noord-Holland als een waar natuurmonster, te vergelijken met de mythische Scylla en Charybdis uit de Griekse oudheid. Vooral bij de Hondsbossche Zeewering dondert de oceaan met een onophoudelijk gebrul dat doet denken aan het razende geblaf van talloze honden. Dag en nacht slaan de golven er met verwoestende kracht, alsof zij het land willen verslinden. Tegen dit ontembare geweld bouwden de Hollanders een grootse beschoeide dijk — een “Cyclopisch werk” — zo hoog als een berg, het resultaat van verbazingwekkende menselijke arbeid. Toch moest deze voortdurend worden onderhouden, want zodra de weerstand verzwakte, keerde de zee met nieuwe kracht terug.

Die dijk, aldus Blaeu, bestond uit diep in de grond geslagen palen, opgevulde tussenruimten met zware keien en zand, en jaarlijks onderhoud door ervaren ambachtslieden onder toezicht van plaatselijke bestuurders. De zeewering strekte zich drie mijlen langs de kust uit en eindigde bij Petten, niet ver van Alkmaar, waar men overvloedige en bijzonder smakelijke mosselen vond, gehecht aan de stenen van de dijk zelf — “delicatessen,” merkt Blaeu op, “die men elders nauwelijks zou waarderen na deze geproefd te hebben.”

Hier vond de Zijpe haar oorsprong: een gebied van meer dan elfduizend Hollandse morgens (ongeveer tienduizend hectare), tussen Petten en de Hondsbossche Zeewering, begrensd door de oceaan, het land van de oude Tuisii (een verondersteld Germaans oervolk) en de eilanden Texel en Wieringen. Ooit was dit een onherbergzame zeevlakte, doorsneden door verraderlijke geulen en zandbanken die bewoning eeuwenlang onmogelijk maakten. Pas Willem van Schagen, wist in de zestiende eeuw het gebied te bedijken en noemde het “Het Nieuweland”.

Zijn werk werd voortgezet door Nicolaas de Nicolay, een man van “bijna goddelijk vernuft”, die in 1552 het gehele gebied omgaf met een nieuwe dijk en versterkte tegen de aanvallen van de oceaan. In diezelfde tijd liet de edelman Godert van Bocholt zoutziederijen bouwen, waar zeewater werd verdampt in grote bekkens — een nieuw teken van menselijke vindingrijkheid.

Zo werd dit ooit zoute en onvruchtbare land vruchtbaar: de pekel werd weggespoeld, de aarde ontzilt en door kanalen drooggelegd. De Zijpe bracht rijke oogsten voort — totdat de natuur in 1570, op Allerheiligen, wraak nam. Tijdens een verwoestende stormvloed brak de zee onverwachts door de dijken. In één enkele nacht gingen de vrucht van decennia arbeid en ontelbare mensenlevens verloren. Huizen stortten in, mensen verdronken in hun eigen woningen, kudden vee werden meegesleurd door het kolkende water. Blaeu beschrijft het als een nationale tragedie, waarbij “de pijn en ontzetting van de levenden” even groot waren als het verlies zelf.

Toch werd de ramp gevolgd door herbouw: de Hollanders, onverzettelijk als altijd, herstelden hun dijken, droogden het land opnieuw in, en bewezen zo dat geen zee te machtig is voor hun vernuft, arbeid en vertrouwen op God.

Pieter van der Keere maakte rond 1612–1617 een kaart van de Zijpe-polder, gebaseerd op de verkaveling en meting na de drooglegging van 1553 en de latere verkaveling van 1597. Blaeu herzag die kaart tot het hier beschreven exemplaar.

Prijs: Euro 375,-