Amsterdam – Casparus Commelin, 1726
“Amsterdam met d’uytlegging van ’t Jaer 1613.” Kopergravure uit de “Beschryvinge van Amsterdam, zijnde er een nauwkeurige verhandeling van desselfs…
Lees verder
“Amsterdam met d’uytlegging van ’t Jaer 1613.” Kopergravure uit de “Beschryvinge van Amsterdam, zijnde er een nauwkeurige verhandeling van desselfs eerste oorspronk uit den Huyse der Heeren van Amstel en Amstelland, haar vergrooting, rykdom en wiyze van regeeringe, tot den Jare 1691” van de hand van Casparus Commelin, hier in een heruitgave van 1726. Later met de hand gekleurd. Afm.: 27,5 x 36 cm.
In de linker bovenhoek van de kaart zien we het wapen van Amsterdam en in de rechterbovenhoek, het stadszegel. Buiten de singelgracht, en voornamelijk ter weerszijden van de Amstel, is een groot aantal weren onderverdeeld in kleinere percelen. De meeste hiervan hebben een akkerbouwbestemming, maar ook tientallen huizen en molens staan ingetekend. Door de vele schepen op de voorgrond in het IJ wordt sterk de aandacht gevestigd op de relatie van de stad met de handel en zee.
Deze kaart werd voor eerst uitgegeven in 1663 en was toen al niet helemaal actueel. De Halvemaansbrug (gebouwd in 1626) en de aanplempingen in de Amstel (ook gerealiseerd in 1626) zijn weliswaar op de kaart aangegeven, maar het pakhuis van de West Indische Compagnie op Rapenburg (1641) en het nieuwe Waalseiland (1644) ontbreken nog.
De Derde Uitleg van Amsterdam werd gerealiseerd tussen 1613 en 1625. In eerste instantie was die uitleg deel van een veel groter plan dat de hele ring van westelijk Amsterdam tot aan de Amstel moest beslaan. Het werd echter te groot geacht om in één keer te voltooien. Nadat de Herengracht was verbreed, zijn de Keizersgracht en Prinsengracht in 1615, resp. 1614 vanaf de Brouwersgracht, uitgegraven tot aan ongeveer de Leidsegracht. De bouwpercelen zijn vanuit het noordwesten, aan weerszijden opgehoogd met zand, afkomstig uit het Gooi of de duinen achter Haarlem.
De aarden stadswal, een nieuwe vinding – door beter geschut werd ook een groter schootsveld noodzakelijk ter verdediging – werd tussen 1610 en 1613 doorgetrokken tot aan de laatste stadsmuur, daterend uit het laatste decennium van de 16e eeuw. Daardoor ontstond ter hoogte van de Beulingstraat en de Leidsegracht een vreemde knik, die op de plattegrond, maar ook op de Herengracht nog steeds goed is te zien.
De Westelijke Eilanden werden rond 1620 aangelegd naar eenzelfde model als eilanden aan de oostkant, die inmiddels vol raakten. Aan de westkant kreeg de West-Indische Compagnie beschikking over ruimte voor nieuwe pakhuizen en scheepswerven.
Ook in de Jordaan werd druk gebouwd op een tamelijk onlogisch stratenpatroon, gebaseerd op voormalige sloten. Vanwege het ontbreken van een gedetailleerd plan en de geringe bemoeienis door het stadsbestuur, sloten de bruggen over de Prinsengracht niet aan op de straten. In de Jordaan waren geen uitvalswegen, en dus geen radiaalstraten, en dus was het goedkoper de bestaande verkaveling te handhaven. Vooral in de Jordaan is ruimte voor stinkende en vervuilende bedrijvigheid gecreëerd, die zodoende uit de oude stad kon worden geweerd.
Prijs: VERKOCHT