Dejima opperhoofd Jan Cock Blomhoff – Nagasaki-e, 1817

OPPERHOOFD JAN COCK BLOMHOFF EN KINDERJUFFROUW PETRONELLA MET DE KLEINE JOHANNES. “Oranda-jin danjo zu” [Hollandse man en vrouw]. Anonieme houtsnede…

Lees verder

OPPERHOOFD JAN COCK BLOMHOFF EN KINDERJUFFROUW PETRONELLA MET DE KLEINE JOHANNES.

Oranda-jin danjo zu” [Hollandse man en vrouw]. Anonieme houtsnede gedrukt in meerdere kleuren vervaardigd in of na 1817. Afm. 37,2 x 25 cm.

Op het kunstmatige schiereiland Dejima, in de baai van Nagasaki, was al sinds 1641 een Nederlandse handelspost gevestigd, een factorij. Het hoofd van de handelspost droeg de titel ‘opperhoofd’. Hendrik Doeff was sinds 1804 opperhoofd.

In 1813 trachtten de Engelsen de handelspost op te eisen. Jan Cock Blomhoff (1779-1853) werd naar Java gezonden om Raffles, de Engelse luitenant-gouverneur op Java, een handelsovereenkomst aan te bieden. In weerwil van eerdere beloften werd Cock Blomhoff gevangengenomen en naar Engeland gevoerd. Pas in 1815 kwam hij weer vrij en werd enige tijd later benoemd tot opvolger van Doeff.

Tot grote ontsteltenis van het Japanse gezag kwam Cock Blomhoff in 1817 op Deshima aan met zijn echtgenote Titia, hun zieke zoontje Johannes, de kinderjuffrouw Petronella Munts en de Javaanse dienstmeid Maraty. Dit was zeer uitzonderlijk. Er werden geen westerse vrouwen in Japan toegelaten (Japan wilde niet dat de Nederlanders zich er echt settelden.)

Het was aan het tactisch optreden en de overredingskracht van Doeff te danken dat het vrouwelijk gezelschap bij wijze van grote uitzondering gedoogd werd, totdat Johannes weer beter was. De vrouwen en het kind moesten met hetzelfde schip, dat in het najaar weer naar Holland zou varen, terug. Mevrouw Cock Blomhoff en haar gezelschap verbleven meer dan vijf maanden op Dejima. De ontwerpers en uitgevers van Nagasaki prenten hadden daarmee ruim voldoende tijd om zich volledig te storten op afbeeldingen van de vrouwelijke barbaren.

Dit is een zgn. Nagasaki-prent, een houtsnede betrekking hebbend op Nagasaki, die populair waren in de Edoperiode (1603-1868). Ze tonen vaak buitenlanders of hun vreemde voorwerpen, zoals schepen. De prenten voorzagen in een behoefte, Japanners waren nieuwsgierig naar de buitenlanders in hun land en werden vaak gekocht als souvenirs door Japanse reizigers tijdens hun verblijf in Nagasaki. Vanwege de kwetsbaarheid van het dunne papier waarop ze gedrukt waren, zijn ze tegenwoordig zeldzaam geworden.