Oostindiëvaarder – Ōbatake Toyojiemon, ca. 1795

“Oranda nyusen zu” Nederlandse Oostindiëvaarder, houtsnede in kleur uitgegeven rond 1795 door Ōbatake Toyojiemon 大曽豊次右衛門. Afm. 31,2 x 44,1 cm.…

Lees verder

Oranda nyusen zu” Nederlandse Oostindiëvaarder, houtsnede in kleur uitgegeven rond 1795 door Ōbatake Toyojiemon 大曽豊次右衛門. Afm. 31,2 x 44,1 cm.

Van de jaren 1630 tot het midden van de negentiende eeuw was Japan voor buitenlanders vrijwel afgesloten. De Nederlanders waren vanaf 1641 de enige Westerlingen die er mochten verblijven en handel drijven. Ze moesten zich wel aan strenge voorschriften houden, en mochten alleen op Dejima wonen, een kunstmatig eiland in de haven van Nagasaki.

Elk jaar kwamen een of twee schepen in Nagasaki aan om handelswaren af te leveren en op te halen en om de bemanning van de handelspost af te lossen. De aankomst van de schepen was een welkome afwisseling op het eentonige leven op Dejima.

De schepen zelf, met hun rijk versierde achterstevens en kleurige vlaggen, waren een bezienswaardigheid voor de Japanners. Indrukwekkend waren de snelheid waarmee de zeilen op- en afgerold konden worden, en de zware kanonnen die de schepen in rookwolken hulden als een saluutschot werd afgevuurd.

Er werden prenten van deze Hollandse schepen gemaakt, die voorzagen in een behoefte. Japanners waren nieuwsgierig naar de buitenlanders in hun land en kochten de prenten vaak als souvenirs tijdens hun verblijf in Nagasaki.

Tussen juni en september, als de Oostindiëvaarders in de baai van Nagasaki voor anker lagen, hadden de ontwerpers van de prenten volop gelegenheid om met eigen ogen de schepen waar te nemen. Zelfs van redelijk dichtbij, omdat het toegestaan was om met bootjes rondom de schepen te varen en op die manier alle kenmerkende details van de bewapende koopvaarders nader te bekijken en te schetsen. Bovendien werden de Hollandse schepen regelmatig bezocht door belangstellende Japanse autoriteiten. De Japanse tolken die bij dergelijke bezichtigingen aanwezig waren, konden uit de eerste hand beschikken over allerlei informatie over de schepen en die gemakkelijk doorspelen aan de prentkunstenaars.

Ook konden de Japanse prentmakers waarschijnlijk kennis nemen van Nederlandse gravures, boekillustraties en zelfs schilderijen van schepen. Het is bekend dat er geschilderde zeegezichten aan de wanden van de Nederlandse vertrekken op Dejima hingen. In navolging van dergelijke Nederlandse voorbeelden wordt op de houtsnede hier, de golfslag van het water bijvoorbeeld gedetailleerd door het aanbrengen van schuimkoppen.

Deze prent toont de activiteiten van de zeelieden aan boord, maar blijkbaar had de kunstenaar geen oog voor de gewone matrozen want we zien hier alleen officieren met hun breed gerande vilten hoeden. Ze staan aan dek, klimmen in het want en blazen op een trompet op het achterdek. In werkelijkheid stonden officieren zeker ook aan dek, maar in het want klimmen of blazen op een trompet deden ze zeker niet. De matrozen zijn hier afgebeeld in de uitmonstering van officieren, die deze prentmaker erg aansprak.

Prijs VERKOCHT